Schrijven is een geduld-kwestie. Het is geen snelle sport, of ik ben geen snelle schrijfster, dat kan ook. Als ik op een dag 300 woorden schrijf, dan verschijnt er een grote glimlach om mijn mond. Vierhonderd woorden? Daar word ik al heel blij van.
Er zit wel eens een dag tussen dat ik 700 woorden op papier krijg. Nou, nou!
Duizend woorden op een dag is hoogst uitzonderlijk, maar het komt weleens voor. Dan blijf ik euforisch hijgend achter mijn bureau zitten bijkomen.
Maar – zoals het oude gezegde luidt – alle dagen een draadje is een hemdsmouw in een jaar.
En ja, met al die kleine en soms wat grotere stapjes komt er na maanden toch een eind aan die zitmarathon, waarin mijn geduld ernstig op de proef werd gesteld. Waarin ik in feite op mezelf zat te wachten om de eindstreep te halen.
Als het script naar de uitgeverij gaat, is het weer wachten. Telkens op de volgende stap door het proces heen.
Gerekend vanaf de eerste letter op papier gaan er twintig maanden voorbij voordat ik het boek in mijn handen kan houden.
Maar eindelijk wordt dan die doos met presentexemplaren bezorgd. Het is alsof mijn kind thuiskomt. Mijn kind is in de voorbije maanden zelfstandig en volwassen geworden, klaar om de wereld in te gaan, klaar om gelezen te worden.
En dat heuglijke feit mag gevierd worden.
Dat ga ik doen, omringd door mijn lieve familie en mijn lieve vrienden, die ik door middel van een uitnodiging heb laten weten wanneer De puzzel van Pleuni ten doop wordt gehouden.
Er is een zondagmiddag voor uitgezocht, net zoals een locatie, met muziek, met wat lekkers te eten en te drinken en een mooie jurk wacht tot-ie eindelijk deel mag uitmaken van de feestvreugde rond het uitkomen van mijn boek.