Zelfs als het verhaal af is, is het nog niet af.
Ik heb zolang met de hoofdpersonen rondgelopen dat ze in mijn hoofd gewoon doorbabbelen.
Dat is niet zo gek. Ik heb een hele poos voor ze bedacht wat ze moesten doen. Wat ze moesten zeggen.
Het zijn goede bekenden van me geworden.
Ik beschouw ze zo langzamerhand als familie. Ik zou er niet gek van opkijken als ik ze op straat tegenkwam.
Ik moet ze loslaten. Het valt me zwaar, nadat ik twee boeken met ze ben opgetrokken.
Ik moet ervan bijkomen.
De avonturen die ik met ze heb beleefd, hebben me niet onberoerd gelaten. Ik heb voor mijn hoofdpersonen gezorgd, kun je zeggen. Ik heb niet alleen tijd en energie in hen geïnvesteerd, maar ook emoties.
Aardige mensen heb ik in de val laten lopen door ze expres buiten de juiste informatie te houden. Er komen types voor in het verhaal die werden opgezadeld met beschuldigingen, terwijl ze geen kwaad gedaan hadden. Eentje denkt op een vooringenomen wijze over de ander en ze zit er helemaal naast. Er gloort hoop voor boekpersonen, die zich dat niet kunnen voorstellen. Weer een ander gaat goed op het gegeven dat het leven rustig voortkabbelt, tot hij op een verschrikkelijke manier bij de les wordt gehaald.
Als ik me voorstel dat de hoofdpersonen mij hun mening over de boekavonturen zouden kunnen geven, wat zou ik dan horen? ‘Zeg, eh… gaat het niet? Wat flik je me nou?’
Ik hou van mijn boekfiguren, toch stort ik ze in het ongeluk. Daar staat tegenover dat ik ze bij de hand neem om ze op het juiste punt te laten arriveren. Een punt waarvan ik hoop dat ze daarmee kunnen leven.
Ook dat is schrijven: ik creeër chaos waar eerst niets aan de hand was.