Daar kan ik nou echt zin in hebben: als vanouds mijn verjaardag vieren met de hele familie.
Al dagen van te voren ben ik in de weer met boodschappenlijstjes. Er moet van alles in huis zijn, ik wil niets vergeten.
Ik haal het aloude succesnummer van stal: appeltaart. Door mijn familie gekwalificeerd als de beste die er is. Zonder dat ik daar op uit ben, heb ik een reputatie hoog te houden als appeltaartenbakster.
Met die heerlijke geur uit de oven, zou het me geen moeite kosten om mijn huis te verkopen.
Ik sjouw stoelen naar beneden. Stal al mijn servies, bestek en glaswerk uit op de eettafel, die de tijdelijke functie van buffet krijgt.
Tegen de tijd dat de verjaarsvisite komt, is de koffie gezet, de thee trekt. De taart is in punten gesneden.
Daar zijn de eerste gasten. Gefeliciteerd, een hand, een zoen. Cadeautje. Dank je wel. Wil je koffie? Taart? Slagroom? De bel. Naar de deur. Gefeliciteerd, een hand, een zoen. Voordat ik de nieuw aangekomenen van koffie kan voorzien, gaat de bel weer.
Ik ga helemaal los met koffie dan wel thee schenken, taart aanbieden, cadeautjes uitpakken, de kopjes en taartbordjes opruimen, iedereen van drinken voorzien, opletten dat er geen lege glazen voorkomen, chips en andere knabbels op tafel zetten. Toastjes en verschillende kaasjes erbij. Messen. Oeps, bijna vergeten.
Ik moet naar de keuken om soep te warmen. Om salades van de finishing touch te voorzien. Stokbroden in de oven. Had hij nou al lang genoeg voorverwarmd? Niet op gelet. Ik werk een afwas weg in de vijfde versnelling.
Voor ik het weet, vertrekken de gasten achter elkaar. Ik krijg een zoen, een schouderklop. ‘Je had het weer fantastisch voor elkaar.’
Ik plof op een stoel. Oh ja? Ik heb er weinig van gemerkt.