Cox zag het stof dansen in het zonlicht dat naar binnenviel. Het kraken van de vloerplanken klonk luid in het lege huis. Ze haalde haar vinger over het stoffige raamkozijn. Zomerhoflaan 72 schreeuwde erom bewoond te worden. Voorlopig was dit een goede plek om even tot rust te komen. Gewoon wat lopen en rondkijken. Nadenken over het gekkenhuis dat achter de rug was.
Het nieuws dat er inbrekers waren gearresteerd, ging als een lopend vuurtje door het dorp. Nadat Myriam, in de verwarring van de arrestatie, haar ware aard had prijsgegeven, was er een volledige bekentenis gevolgd. Ze zaten inderdaad achter de inbraken in het dorp, die al in maart waren begonnen.
‘Wat een verspilling van talent.’ verzuchtte Marie, toen ze dat hoorde.
Cox dacht daarover na. Myriam en Karel waren op het verkeerde pad beland, ja, maar dat lag in het verlengde van hun talent. Door hun vermommingen gaven ze zich voor anderen uit. Hun acrobatische lenigheid kwam van pas bij hun inbraken. De revolvers waarmee ze winkelpersoneel hadden bedreigd, waren toneelrekwisieten. Door hun optredens in het paviljoen en op het strand kwamen ze in contact met strandgangers. Zorgvuldig verzamelden ze informatie, waarmee ze later hun slag konden slaan. Zo had Cox ook nietsvermoedend haar hele achtergrond opgedist aan de vrouw, van wie ze dacht dat het een vriendin was. Dat Cox’ verjaardag de code was om het alarmsysteem mee uit te schakelen, was een gok. Zoniet, dan had Myriam nog wat andere voor de hand liggende cijfercombinaties losgepeuterd. Helaas voor Beschier van der Linden was het de juiste combinatie geweest. Cox’ sleutels waren gekopieerd. Door hun veelvuldige aanwezigheid in het paviljoen werden ze niet verdacht. Ze werden ongeveer als collega’s beschouwd en liepen overal vrijelijk rond. De duistere talenten van zowel Myriam als Karel hielpen hen het alarmsysteem van het paviljoen te doorgronden.
Nu de waarheid aan het licht was gekomen, was het zo logisch. Maar hoe vaak keek je niet over dat wat zich voor je neus afspeelde heen?
In de kronkels in de hersens van beide artiesten, kon Cox minder makkelijk meegaan. Ze hadden het gedaan omdat ze het konden. Mensen waren zo makkelijk voor de gek te houden. Het was een makkelijke manier om aan geld te komen. Er sprak zoveel minachting voor de maatschappij uit. Hun gewetenloosheid was een bewijs dat ze ergens de draad waren kwijt geraakt. De inbraak in het paviljoen wilden ze op Cox schuiven, ook vanuit minachting. Nu ze rijk was, kon ze buiten haar baantje. Volgens hen, leek het aannemelijk dat Cox de boel kort en klein zou slaan.
Bij die gedachte schudde Cox haar hoofd. Naast behendige boeven, waren het psychopathische gevallen. En Myriam had zich haar vriendin genoemd. Ze had zich van Cox’ sympathie verzekerd. Had ze een vriendin verloren? Nee. Myriam was een verraadster. Daarbij vergeleken was Cox’ verraad van Myriam slechts gerechtigheid. Ze begreep dat Myriam nooit een echte vriendin was geweest, maar gevoelsmatig kon ze niet zo makkelijk omschakelen. Cox was nog altijd niet trots op wat ze gedaan had, maar als ze ervoor stond, zou ze weer dezelfde keus maken.
Met dezelfde snelheid als waarmee het tweetal was gearresteerd, was de verdenking van Cox afgegleden. Haar naam was gezuiverd. De daders achter de reeks inbraken in het dorp waren gepakt en het werd bekend dat Cox daar een rol in had gespeeld. Er volgde een stroom van reacties. Telefoontjes, mensen in het paviljoen die haar de hand kwamen schudden, kaarten, bloemen. De collectieve opluchting verdrong Cox’ persoonlijke gevoelens jegens Myriam en daardoor kon ze het eens zijn met Ton Leenderts, die zo adequaat had gereageerd.
‘Je blijft met je poten van een ander zijn spullen af!’ had hij geroepen, aan de bar, na de arrestatie. ‘Ga je over de schreef, dan heb je aan mij een slechte.’
In de ontlading die volgde na de arrestatie werd hij steeds luidruchtiger aan de bar. Hij begon sterke verhalen te vertellen. Hij sloeg een paar likeurtjes achterover en inmiddels was hij in zijn verhalen onoverwinnelijk. Daar prikte Cox doorheen, maar ze begreep wel dat Ton het hart op de juiste plaats had. Met zijn mores zat het wel goed. Ton dankte zijn kracht en snelle reactievermogen aan jarenlang intensief sporten. Cox hoorde op die veelbewogen dag voor het eerst dat hij een sportschool had gehad en die heel goed verkocht had. Hij was een verdienstelijk boxer geweest.
De hectische tijd die achter Cox lag, deed haar nog duizelen. De voorbije vier weken werden gekenmerkt door drastische acties. De inbraken, haar schorsing, daarna haar bezoekje aan Bordeaux en bij terugkomst de arrestatie van Karel en Myriam. Als ze erop terugkeek, was het surrealistisch. De herinnering was genoeg om ervan buiten adem te raken.
Het had Ferdie zover gebracht dat hij zijn Zeeuwse omzichtigheid had laten varen. Na alles wat er gebeurd was, moest hij wel een paar nieuwe inzichten toelaten. Zijn kordate kant kwam boven. Aarzelen en een diplomatieke woordkeuze hoorden daar niet bij. Hij sprak zich uit.
‘Cox, ik bied je mijn verontschuldigingen aan voor hoe het gelopen is in de laatste weken. Ik wil er zo snel mogelijk goed met je voor gaan zitten om alles uit te praten.’ Hij voegde er in de gauwigheid alvast aan toe dat hij na de inbraak had gedacht in het belang van de zaak. Hij realiseerde zich niet hoe dat op Cox moest overkomen. ‘Ik heb het niet fraai gedaan, maar mijn hoofd liep om.’
Hij geloofde geen moment dat Cox bij de inbraak betrokken was. ‘Ik heb iets goed te maken en ik zál het goedmaken. Ik ben het beu om diplomatiek te zijn. Ik hou van je en het kan me niet meer schelen of iedereen dat weet. Wat is nou werkelijk belangrijk?’
Met die belofte moest ze het doen. Echt romantisch was het niet, maar ze konden elkaar weer in de ogen kijken, zonder verdenkingen of wrok. Cox noch Ferdie hoefde zich te verontschuldigen over het gebrek aan romantiek. Ze waren beiden horeca-mensen. In hun leven kwam het er op de eerste plaats op aan dat ze elkaar konden vertrouwen. Ze was hem niet kwijt en hij haar niet.
De drukte in het paviljoen slokte hen beiden weer op. In de zomer was er bijna geen tijd voor privé-zaken, dus evenmin voor een hartstochtelijke affaire. Na de recente gebeurtenissen stond hun hoofd daar niet naar. Een paar goede gesprekken stonden hoger op het lijstje dan gestolen uurtjes in het strandhuisje. Zo bezien, was het niet eens zo erg dat de zomerdrukte zich tussen hen in dwong. Het werk in het paviljoen bracht hen weer terug naar een normaal, alledaags niveau. Dat konden ze het beste gebruiken, na de doorstane toestanden.
Het was op één van die schaarse vrije momenten dat Cox zich even terugtrok in haar huis. Ze was zo in gedachten dat ze opsprong toen haar mobieltje overging. Ze glimlachte toen ze de naam in het display zag: Bob van Veen.
Op de avond dat hij bij Cox was geweest in het strandhuisje, viel de telefoon uit zijn borstzak.
‘Och, ik moet er nog aan wennen dat ik dat malle ding bij me heb,’ hij keek ernaar of het in brand stond, ‘laat staan dat ik weet hoe ik ermee moet omgaan. Ik heb dat malle ding alleen maar op aandringen van mijn schoondochter.’
Hij kon zich er niet toe brengen om zijn mobiele telefoon anders te noemen dan ‘dat malle ding’. Cox had haar nummer zelf in het geheugen gezet. Dat ging Bob boven zijn pet.
‘Hallo Bob,’ lachte Cox, ‘ik zie dat je inmiddels hebt uitgevogeld hoe je dat malle ding moet gebruiken!’
‘Nou, net aan…’ Hij was door het zoeken naar een zomerhuisje weer wat vaker in Bergen en had gehoord dat ze een populaire boevenvanger was geworden.
Cox liet zijn lovende woorden over zich heen gaan. ‘Ik heb niets gedaan, hoor.’
‘Je kunt er niet omheen in het dorp, dus ik moest ook mijn duit in het zakje doen.’
‘Hieruit maak ik op dat dit niet de enige reden is waarvoor je mij belt.’ zei Cox.
‘Nee, Cox, ik zit ergens mee. Ik…eh… eigenlijk moet ik je even spreken.’
‘Natuurlijk, Bob, als ik je van dienst kan zijn.’ Hij kon haar opgetrokken wenkbrauwen niet zien. Die bogen zich in opperste verbazing, toen Bob eraan toevoegde:
‘Ergens waar niemand ons hoort…’
‘Jemig, Bob, je klinkt gewichtig en spannend.’ Ze keek op haar horloge. Half twee. ‘Kom dan nu meteen naar Zomerhoflaan tweeënzeventig,’ ze legde uit hoe hij daar moest komen. ‘Ik moet om vier uur aan het werk.’
‘Ik kom eraan.’
Bob keek om zich heen in het huis dat Cox’ eigendom was. ‘Dus dit is het huis, Cox…’
‘Dit is het. Mooi, hè?’ Met gespreide armen liep ze door de lege huiskamer. ‘Ik wil je de rest wel laten zien, maar…’
‘Dat is goed, als er tijd overblijft.’ knikte hij.
‘Lucht je hart, Bob. Dit soort heimelijkheid is niets voor jou.’
Bij gebrek aan stoelen ging Bob op het raamkozijn zitten. Hij sloeg zijn armen over elkaar en dacht na over waar hij moest beginnen. ‘Het gebeurde bij de overdracht van het vakantiehuisje.’
Cox wilde hem feliciteren met de aankoop, maar ze wilde hem niet uit zijn verhaal halen, dus zweeg ze.
‘Daarvoor moest ik bij een notaris in Alkmaar zijn.’ vervolgde Bob. ‘Ene meester Arriëns.’
Nu had hij Cox’ onverdeelde aandacht.
‘We kenden elkaar niet. Hij leek mij een keurige vent, capabel, prettige manieren. Nadat de overdracht geregeld was, nodigde hij mij uit voor een lunch. Nou ja, ik heb geen dringende zaken elders, dus ik ging mee.’
Hij haalde zijn mobiele telefoon uit zijn borstzak en legde die voorzichtig op het raamkozijn. ‘Afijn, we raakten aan de praat. In dat gesprek kwam uit dat hij jouw familie kende…’ Bob zweeg.
‘Vertel nou verder, Bob. Je bent toch niet gekomen voor dit keuvelpraatje?’
Hij keek zoekend om zich heen. ‘Ja… nou ja… Die meester Arriëns, Edward, vertelde me iets en ik heb er lang over nagedacht of ik het je wel moest zeggen. Ik vind het niet door de beugel kunnen en daarom kom ik er nu mee bij jou. Ik hoop alleen dat ik je er geen pijn mee doe.’
‘Ik heb een donkerbruin vermoeden waar dit naar toe gaat.’
‘Edward heeft een relatie met je moeder gehad.’
Cox zuchtte. Nu meester Arriëns het had toegegeven, was het een onweerlegbaar feit. ‘Dit bevestigt wat ik al een tijdje vermoedde.’ In gedachten verschenen weer de initialen in de akte en in de agenda’s van haar moeder. Edward Arriëns en zijn fraaie praktijken waren naar de achtergrond geschoven door de inbraken. ‘Ik kwam op de gedachte op de dag dat mijn vader me de koopakte van dit huis liet zien. Ik heb er niets mee gedaan omdat er van alles tussen kwam. Zelfs nu blijf ik steken op het feit dat het al zolang geleden is. Moet ik mijn vader confronteren met mijn moeder’s ontrouw, zoveel jaar nadien? Moet ik hem pijn doen met deze wetenschap? Hij staat op het punt van trouwen met Marie. Gaat met haar een nieuw leven beginnen.’
Ze was haar moeder’s overspel allengs filosofischer gaan bekijken. ‘Ik vind het niet verheffend dat mijn moeder een buitenechtelijke affaire had, maar er gaan zoveel mensen vreemd. Ze is al jaren dood en je verandert er niets meer aan.’
Bob was een moment sprakeloos. Cox had ervoor gekozen haar vader onwetend te laten. Uit haar keuze sprak een soort wijze berusting. De wetenschap moest haar hebben verontrust, zelfs nadat ze er na zoveel jaren achterkwam. Maar ze was het te boven gekomen. Ze had het geplaatst op een diep verborgen plekje, zodat het niemand meer pijn kon doen. Hij voelde een enorme trots voor de jonge vrouw die in kleermakerszit aan zijn voeten zat. Uit haar keuze sprak ondubbelzinnig waar haar loyaliteit lag.
Uit verhalen die ze in voorbije zomers verteld had, was naar voren gekomen dat ze wel eens met haar vader in de clinch lag. Toen ze puberde, zag ze dat als een strijdpunt tussen haar en haar vader. Nu ze volwassen was, bezag ze het als een noodzakelijk deel van het opgroeien. Haar verhouding met Beschier had er helemaal niet onder geleden.
Tijdens hun avondje in het strandhuis had Cox verteld over de recente aanvaring die ze met haar vader had, over het huis waarin ze zich nu bevonden. Ze had het geplaatst als een overblijfsel uit haar puberteit. Het stomste van het hele geval vond ze dat ze zelf niet op de werkelijke beweegreden van haar vader was gekomen.
Nu was ze zover gekomen dat ze liever zweeg over de minder fraaie kanten van haar overleden moeder, om haar vader te beschermen.
‘Dat ben ik helemaal met je eens,’ zei Bob, ‘als het daarbij bleef…’
Verbaasd fronste Cox haar wenkbrauwen. Haar zwijgende vraag was welsprekend. Aangespoord door die woordeloze nieuwsgierigheid, vervolgde Bob: ‘Je moeder, dat zei Edward, is verongelukt op weg naar hem toe.’
‘Dat wist ik niet… uiteraard.’ Cox wrong haar handen. Dat er na zoveel tijd nog zo’n ranzig detail boven kon komen, viel haar verkeerd.
‘Dat gaf hem zoveel wroeging, dat hij uit schuldgevoel de vriendschap met je vader verstevigde.’
Cox’ gezicht vertrok, alsof ze in een citroen beet. ‘Gadver! Wat een walgelijk idee! Stel je voor, ook dat is die hooggeplaatste meester Arriëns. Dit is ook een soort verraad, Bob…’
‘Nou en of.’ Bob huiverde nog bij de herinnering aan zijn gesprek met de notaris. De man was voor zijn ogen van zijn voetstuk gevallen en verschrompeld.
Cox werd kwaad op die kruiper van een man, die zich bij zijn vader in het gevlei werkte. Dacht hij dat hij zijn vergeving kon kopen, door haar vader belangeloos bij allerlei zaken te adviseren en te steunen? Het fundament onder hun vriendschap was vals. Beschier werd bedrogen waar hij bij stond.
‘Mijn arme vader, hij heeft geen idee…’ Beschier had Edward als eregast op zijn bruiloft gevraagd. ‘En deze man moet getuigen bij mijn vader’s huwelijk?’
‘Nogal een façade.’
‘Jemig, Bob, wat moeten we hiermee?’ vroeg Cox zich af. Moest ze Edward Arriëns confronteren met zijn beschamende gedrag? Hem aanspreken op zijn eergevoel, of wat daar nog van over was? Ervoor zorgen dat hij uit beeld zou verdwijnen? Arriëns was gewend aan geheimhouding, herinnerde ze zich en zou, minzaam glimlachend, ontkennen. ‘Ik moet er niet aan denken dat die rat op mijn vader’s bruiloft rondloopt, maar wat kan ik eraan doen? We kunnen niets bewijzen.’
‘Eh… nou…eerlijk gezegd…’ Bob keerde zijn handpalmen omhoog. ‘Ik kon er niets aan doen, hoor. Het was mijn bedoeling niet, maar…’ hij wees op zijn mobieltje. ‘Je weet wat een kluns ik ben, als het erop aankomt om met dat malle ding om te gaan…’
Cox’ mond zakte open. ‘Het gesprek staat erop?’
Bob knikte.
Nu begreep Cox waarom Bob niet wilde dat iemand hen kon horen. Hij gaf het telefoontje aan Cox, omdat hij zichzelf niet vertrouwde. ‘Wees niet al te geschokt.’
‘Ik ben een horeca-vrouw, Bob. Mijn oortjes zijn wat gewend.’
Ze zocht even door de menu’s en werd getuige van het gesprek dat tussen Bob van Veen en Edward Arriëns had plaatsgevonden.
Tussen het gerinkel van bestek en servies en omringende gesprekken door, kon Cox redelijk goed volgen wat er gezegd werd. Het begin van de opname haperde, waar Bob onbedoeld met de toetsen had zitten knoeien. Cox hoorde aan Edward’s stem dat hij vol was van door de drank ingegeven sentiment. Door de dranknevel ging het verhaal meer de kant op van pochen dan van een timide bekentenis. Voor het decor hing er een waasje berouw over heen. Hoe het er ook uit kwam, dit was de ware toedracht.
Niet alles was van belang voor Cox. Toen Edward over Annet begon, ging Cox op haar zitbeentjes zitten, helemaal bij de les. ‘Fantastische vrouw…knap, talentvol, levenslustig en bloedgeil. God, ik mis haar. Ik heb nooit een vrouw meegemaakt die mij zozeer man kon laten voelen als zij. Laat staan mijn eigen vrouw.’
Hij raakte hoe langer, hoe meer op dreef en speelde open kaart tegen een nagenoeg wildvreemde. ‘Jaren een verhouding gehad… Ze schermde, weet je, na de training waren we samen. We hadden daar een grapje over. De beginletters van de club waren dezelfde als mijn initialen. Zo kon ze dus zonder argwaan te wekken thuis zeggen dat ze naar E.S.A. ging. Ik gaf als reden voor mijn afwezigheid op een wekelijks kringgesprek met vakbroeders. Ging erin als koek. Annet zei thuis ook wel dat ze nog wat oefenpartijtjes speelde…’
Het gesprek begon steeds meer op een monoloog te lijken. Bob liet zich bijna niet horen. Cox zag voor zich hoe hij geschokt achteroverleunde, bij het besef dat het over haar moeder ging.
‘Oefenpartijtjes. Ja, dat was een goede grap. Nou, ze was meester in de kunst. Gaf de seks cijfers. Och, man, een week duurde me te lang indertijd. Ze maakte me gek.’
Liet Bob hem uit wellevendheid uitpraten? Of maakte de verbijstering hem sprakeloos?
Meester Arriëns ging verder, nietsvermoedend bewerkstelligde hij zijn eigen afgang. ‘Op een dag was het afgelopen. Door zo’n stompzinnig ongeluk. Oh, God, die prachtige vrouw… dood. Ze was op weg naar mij toe, weet je, na afloop van schermtraining. Over was het met de wekelijkse ontmoetingen, dat heerlijke temperament, dat mooie lijf. Man, ik was kapot…’ Hij zweeg even. ‘Ik wist wat ik verloren had. Beschier van der Linden, haar man, die goede sul, had geen benul van wat ze allemaal in haar schild voerde… Hij wist dus ook niet wat er nog meer ophield te bestaan toen zij stierf.’
Cox hoorde Bob iets mompelen. ‘…misschien niet aan mij vertellen…’
Edward was niet meer te stoppen. ‘…moet het toch eens aan iemand kwijt, maar in mijn eigen omgeving kan ik dit niet vertellen. Ik ben notaris, ik moet dus door en door betrouwbaar zijn.’ De toon werd heftiger. ‘Maar ik ben ook maar een mens! Net zo zwak als ieder ander en, ja, ik hou van de vrouwtjes. En dan met name van Annet. Och, Annet, dat ik haar zo moest verliezen…’
Cox stelde zich voor dat Edward in benevelde toestand zijn hoofd schudde over het verlies dat hij geleden had. Hij was inderdaad te betreuren, maar niet op de manier die hij voor ogen had.
‘Ik had te doen met Beschier, haar weduwnaar en dat kleine meidje. Weet je, ik mag die gozer. Hij is wereldvreemd en ziet niet wat er voor zijn neus afspeelt, maar het is een goede kerel. Ik had last van mijn geweten, hè, dus ik deed wat een rechtschapen mens in zo’n geval doet. Ik stond hem bij waar ik maar kon en ik wilde er geen cent voor hebben, hoor. Je zou kunnen zeggen dat ik mijn schuld inloste. Beschier, ja ja… Hij heeft nog altijd geen idee van de ware aard van zijn vrouw. Ik kende Annet al voordat ze met hem trouwde, via haar ouders. Zij zat in middenin de Bergense scène, hij is altijd buitenstaander gebleven. Zal zijn Zeeuwse afkomst wel zijn, denk ik. Toffe gozer, dat blijf ik zeggen. Ik ben goed bevriend met hem geraakt. Hij vertrouwt mij. Je vertrouwt je notaris, immers?’
Cox had genoeg gehoord. Ze stopte de opname. ‘Mag ik je mobiel eventjes bij me houden?’
‘Jawel.’ Bob keek haar aan. Aan de gekwelde uitdrukking in zijn ogen, zag ze dat hij hetzelfde voelde als zij. Verontwaardiging over de onthullingen. Walging over een man die in zijn eigen kromme logica was gaan geloven.
Cox had meester Arriëns altijd met nauwelijks verholen ongeduld bekeken, uit kinderlijke jaloezie. Haar vader had maar zo weinig tijd en aandacht voor haar en daarvan slokte de notaris nog weer een gedeelte op. Ze was niet bijster gesteld op de meester, maar een hekel aan hem: dat ging te ver. Na het beluisteren van het gesprek, bedacht ze dat ze wellicht intuïtief een reserve voor de man had. Of ze het wel of niet bij het rechte eind had, Edward Arriëns had zichzelf ontluisterd.
‘Wat ga je ermee doen?’ vroeg Bob.
Cox knarsetandde. ‘Zorgen dat er één persoon minder op de bruiloft komt.’
De walging en de verontwaardiging gaven Cox de kracht om Edward Arriëns onder ogen te komen. Hij heette haar hartelijk welkom in zijn kantoor, zijn handdruk was joviaal. Zijn glimlach onder zijn grijze snor was breed, zijn ogen glansden vriendelijk achter zijn goudomrande bril. Hij liet niets blijken van de verbazing dat zij opeens, zonder voorafgaande afspraak, was binnengekomen.
‘Cox, lieve jongedame, wat een onverwacht genoegen jou in mijn kantoor te ontvangen. Wat brengt jou hier?’
Cox zette haar tas op haar schoot. ‘Ik kom u om een gunst vragen.’ Ze nam het mobieltje in haar hand, klaar om de toetsen in te drukken. Tijdens de rit naar het notariskantoor had ze zich afgevraagd of ze dit kon maken. Maar wat had Edward Arriëns zich gepermitteerd? Wat het zwaarst was, moest het zwaarst wegen.
‘Al wat in mijn vermogen ligt, lieve kind. Maar ik moet je erop wijzen dat je geen afspraak hebt gemaakt en ik zit krap in mijn tijd…’
‘Dit duurt niet lang. Het is bovendien niet moeilijk.’
‘Aha, vertel.’
Cox voelde zich oneigenlijk, zo sidderend van kwaadheid. Haar neusvleugels trilden. ‘Ik wil u vragen niet op de bruiloft van mijn vader en Marie te komen.’
‘Wat?’ Zijn professionele gladheid verliet hem. Hij was oprecht verbaasd en gealarmeerd.
‘Eigenlijk wil ik het nog breder trekken. Het is beter om de betrekkingen met mijn vader maar helemaal te verbreken.’
‘Waar heb je het over? Waarom?’
Cox toetste in en Edward’s stem klonk, een beetje mechanisch, door het vertrek. ‘Jaren een verhouding gehad…’ Hij kreeg zijn geheime verleden, zijn innigste bekentenissen voor zijn voeten.
‘Daarom.’ Ze stopte de opname en verliet het kantoor.
Waar het op zijn karakter aankwam, maakte Edward Arriëns zijn eigen kleingeestige regels, maar intelligentie kon hem niet ontzegd worden. Nadat ze de opname had laten horen, hoefde ze hem niets meer uit te leggen.
Maar wel aan haarzelf. Zodra ze het notariskantoor verliet, verliet ook de door woede aangedreven daadkracht haar, als lucht uit een lekgeprikte ballon. Op wankele benen liep ze de stad in. Voordat ze terugging naar Bergen, moest ze bijkomen. In het centrum ging ze op een terras zitten en bestelde een kop cappuccino.
Nu pas kwamen de vragen. Waar haalde ze de euvele moed vandaan om zo tegen die man op te treden? Het was de woede die haar dreef, maar waar kwam die zo plotseling en zo hevig vandaan, als hij haar ook zo snel weer verliet? Ze was uitgeput, haar razernij had haar laatste beetje energie genomen.
Ze belde Ferdie. ‘Hé Ferdie, met mij, Cox. Schat, ik weet dat ik om vier uur moet beginnen, maar ik kom iets later. Het gaat even niet. Ik leg het je nog wel uit.’
‘Welverdorie, Cox, wat heb ik daar nou aan? Ik moet wel van je op aan kunnen, hoor.’
‘Ik kom zo snel ik kan.’
‘Wat is er aan de hand?’
‘Dat vertel ik je niet nu, niet hier vandaan. Als ik je zie. Tot later.’
Eerst moest ze voor zichzelf een paar dingen op een rijtje zetten. Ze vond het niet leuk wat ze gedaan had, maar ze was ertoe gedreven. Iets wat nog sterker was, had haar laten handelen. Blind, primitief, gedachteloos handelen. Nu pas, na haar daad, kwamen er andere gedachten op. Ze had haar vader een vriend afgenomen. Nee, corrigeerde ze zichzelf, als Edward een vriend was, was Beschier beter af zonder. Mijn hemel, ik heb wel eigenmachtig gehandeld, hoe vertel ik het pa, dacht ze.
Cox leunde met haar onderarmen op tafel, haar schouderbladen raakten elkaar. Ze dacht aan haar moeder, wiens gezicht niet meer helder in haar herinnering wilde komen. Van haar uiterlijke verschijning kon ze zich weinig meer voor de geest halen. Maar er waren verhalen. Over wie ze was, wat ze deed. Cox had de verhalen aan elkaar gepuzzeld met de informatie die ze in de oude agenda’s had aangetroffen. Door het gesprek op Bob’s telefoontje kon ze het beeld compleet maken. Annet had haar ware aard verborgen weten te houden voor haar vader en haar. Had Beschier helemaal niets vermoed? Nee, haar vader was een te eervol man om zijn vrouw af te vallen op karakterfoutjes, zelfs na haar dood. Onlangs had hij toegegeven dat hij in zijn huwelijk met Annet niet zichzelf kon zijn. Die ruimte gaf zij hem niet. Annet dicteerde de regels, waarin veel ruimte voor haarzelf was en weinig voor anderen.
Ze hield zoveel van het leven, werd er altijd gezegd, als er over haar moeder werd gesproken. Maar ook weer op haar eigen manier. Ze wilde er nietsontziend alles uithalen. Ze hield van het leven, maar ze ging er niet goed mee om.
Annet was gestorven toen Cox op een leeftijd was, waarop ze geen nuances zag. Haar moeder was de liefste ter wereld en ze hield als vanzelfsprekend van haar. Als Annet nu nog had geleefd, hoe zou dan de verstandhouding tussen moeder en dochter zijn geweest?
De gedachte kwam aangewandeld, kalm en zeker, als een speler die op de achtergrond zijn moment had afgewacht. Ik zou haar niet hebben gemogen. Hij plonsde in haar bewustzijn als een steen in de vijver. De kringen werden steeds groter. Hoe kan ik haar niet mogen terwijl destijds mijn wereld verging? Je houdt van je moeder, dat is onbetwistbaar.
Cox vocht tegen de gedachte dat ze niet meer van haar moeder hield, maar het was de waarheid. Er lagen jaren tussen het moment van haar dood, ze was van puber tot volwassene opgegroeid, haar karakter had zich ontwikkeld, haar denkwijze was genuanceerd. Ze was uitgegroeid tot een eigen persoonlijkheid, met in zich het beste van haar ouders verenigd. Haar vader’s onverstoorbaarheid, de daadkracht van haar moeder. Bovendien was ze begeleid door de niet aflatende steun van Marie. Zij was meer moeder geweest dan haar eigen moeder, door altijd aanwezig te zijn, belangstellend, liefdevol en betrokken. Marie was haar anker geweest, zij was de vrouw die het gezin bij elkaar had gehouden. Op haar stille manier had ze heel wat ingebracht. Zij had Cox altijd aangesproken op haar verstand en haar eigenwaarde.
Dat had Cox gemaakt tot de persoonlijkheid die ze nu was. De kracht van haar karakter was in aanleg aanwezig geweest en inmiddels uitgegroeid. Die kracht liet haar de waarheid aanvaarden: de rijkdom van een keuze woog zwaarder dan de biologische verplichting om van je moeder te houden. Dat besef voelde veel prettiger. Veel meer als iets van haarzelf. Ze was haar moeder niets meer schuldig. Ze had het recht, vond ze, om dat af te sluiten.
Met alles wat ze in de loop der jaren over Annet had ontdekt, was Cox tot de conclusie gekomen, dat ze een manier van leven vertegenwoordigde waar zíj geen binding mee had. De twijfels waren begonnen toen Cox nog een jong meisje was. Inmiddels was Annet’s frivole en bedrieglijke levenswandel als de enige waarheid boven water gekomen.
De antwoorden op de vragen waarmee ze worstelde, kort na het overlijden van Annet, werden zo langzamerhand stuk voor stuk beantwoord. Steeds meer stukjes van de puzzel vielen op hun plaats. De manier waarop die antwoorden kwamen, was soms bijzonder verrassend en niet altijd even fraai, maar dát ze ze kreeg, voelde als een troost.
Ze had geleerd wat het was om geen moeder te hebben. Als ze terugkeek op de voorbije jaren moest ze inzien dat ze met Marie als verzorgster beter af was. Marie was eindeloos geduldig. Annet, dat zag Cox nu in, had haar kind er ‘maar zo’n beetje bij’ gehad.
Marie had er voor gezorgd dat ze niets tekort was gekomen. Cox’ vragen waren altijd beantwoord. Het had het gemis van een gedeelde voorgeschiedenis goedgemaakt.
Wat ze die morgen gedaan had, in het kantoor van meester Arriëns, had ze voor haar vader gedaan. Niet voor Annet’s nagedachtenis. Wat haar vader ook zou ervaren, als hij hoorde dat hij door zijn vriend bedrogen was, het was niet belangrijk. Het enige wat er toe deed, was de keuze die hij ging maken.
Ik ben blij dat ik dit niet heb ontdekt toen ik veertien was, bedacht Cox, ik had het niet aangekund en ik was er niet goed mee omgegaan.
Daar kwam dus die blinde dadendrang vandaan. Er lagen diepere inzichten aan ten grondslag. Eerst grof geweld, daarna de verfijning. Cox lachte stilletjes, omdat dat alles in haar karakter besloten lag. Het meest bijzondere vond ze dat ze het van zichzelf zag.
Haar zelfbespiegeling had de ruwe actie van eerder die middag naar de achtergrond geschoven. Haar benen trilden niet meer. Het werd tijd om aan het werk te gaan.
‘Waar zat je nou?’ vroeg Ferdie, toen Cox zich meldde in het paviljoen. Hij klonk wrevelig. Het werk moest doorgaan, ieder had zijn of haar taak te doen. Het viel niet mee als er in de drukte een afmelding kwam.
‘In Alkmaar. Ik moest iets doen wat niet kon wachten.’ Cox sloeg de zwarte sloof om haar benen.
‘Lekker vaag, Cox.’ bromde Ferdie. Was ze weggebleven om iets dat ze niet kon uitleggen?
‘Oké, Ferdie, even in een notendop. Je kent Edward Arriëns, die vriend van mijn vader? Blijkt dat hij een verhouding had met mijn moeder. Ze is verongelukt op weg naar hem toe. Hij voelt zich schuldig daarover, tot op de dag van vandaag. Dus wat doet-ie? Hij likt zich erin bij mijn vader, onder de noemer vriendschap, om zijn geweten af te kopen.’
Ferdie’s gezicht vertrok alsof hij iets smerigs rook. ‘Hoe ben je dat aan de weet gekomen?’
‘Van Bob. Die lieve knoeier heeft per ongeluk het gesprek opgenomen op zijn mobiel.’
‘Je maakt een grapje.’
Cox schudde haar hoofd.
Ferdie kreeg een angstig vermoeden van wat Cox in Alkmaar gedaan had. Hij werd weer ernstig. ‘Wat heb je gedaan?’
‘Ik heb onze hooggeachte notaris de opname laten horen en hem vriendelijk verzocht niet op de bruiloft te komen en verder maar helemaal uit mijn vader’s leven te verdwijnen.’
Ferdie’s mond viel open. Hij keek Cox na, die doodgemoedereerd haar bestelcomputertje aanzette en de gasten ging bedienen.
Ferdie hield de bar vast voor steun. Binnen een paar tellen was hij op de hoogte gebracht van zwaarwegende informatie en van de nog veel ingrijpendere actie die Cox had uitgevoerd. En de manier waarop ze dat vertelde! Als informatie waarop ze gereageerd had, ze had het opgelost. Het was een voldongen feit. Het raasde als een tornado voorbij. De storm was kort, maar het effect bleef hangen. Hij wilde het hele relaas horen, maar het werk dwong. Hij moest het verhaal naar de achtergrond drukken. Maar het ging niet.
Hij zag Cox, maar het was niet de stoffelijke vrouw. Hij hoorde het rumoer in het paviljoen, maar zweefde erboven. Hij werd uit de dagelijkse werkelijkheid getild. Het was een doodenge ervaring, maar eentje die zich onstuitbaar aan hem opdrong. Met duizelingwekkende snelheid en verblindende helderheid drong de betekenis van haar acties tot hem door. Zijn kleinzielige, wantrouwige argumenten vielen in het niet bij die onthulling.
Wat hij zag, was Cox in haar essentie. Wat hij voelde, was kracht. Haar oerkracht. In een werkelijkheid die buiten de alledaagse realiteit stond, tekende haar karakter zich af. Hier was een vrouw die vast op koers lag. Kwetsbaar, en ze had haar fouten, maar ze was vastbesloten. Ze nam beslissingen, die helemaal niet leuk waren, die pijn deden. Maar ze nam ze, omdat daarmee de rechtvaardigheid gediend was, ongeacht of ze er zelf bij inschoot. Cox had geen moralistische inslag, maar ze leefde volgens een hoogstaande moraal, waarmee ze haar volwassenheid bewees. Ze was trouw aan zichzelf.
Hij werd verliefd, duizendmaal zo verliefd als hij al was op Cox. Zo voelde het dus als je werd gebonden aan je geliefde. Zo voelde het als je zo’n sterk karakter ontmoette. Ferdie wilde bij haar zijn. Nu wist hij precies waarom. Het was hem getoond.
Toen Cox weer voor de bar stond, om de bestelling op te halen, had Ferdie moeite om de ene realiteit weer in de andere te passen. Hij was een nuchtere horeca-man. Hij was niet het type voor visioenen. Maar hij had er een gehad. Hij vergiste zich niet in de beelden, die hij had gezien. Het was iets heel moois, wat hij in zijn hart wilde bewaren.
‘Weet je vader dit al?’ vroeg hij aan Cox.
‘Nee. Ik moet het hem zo snel mogelijk laten weten, maar ik vind het geen onderwerp dat je even in een sms-je afdoet. Ik wil er even goed voor gaan zitten met hem en Marie.’
‘Dit is nogal belangrijk, Cox.’ Hij schraapte zijn keel. ‘Mag ik erbij zijn?’
Ze lachte. ‘Ja, graag, lieverd, om me te steunen. Als mijn vader’s toorn op mij neerdaalt…’
‘Dat kon best eens meevallen, maar pijnlijk wordt het.’
Ze zaten met zijn vieren om de eettafel. Beschier had de winkel geopend. Als er een klant binnenstapte, zou de bel hem waarschuwen. Hij en Marie waren met bevreemde gezichten aangeschoven.
Cox vond een opening. ‘Het gaat over meester Arriëns.’
Beschier legde de link: ‘Dan heeft dit vast te maken met het feit dat hij mij gistermiddag gebeld heeft. Hij ziet er vanaf op onze bruiloft te komen.’
Het gezichtsverlies van de notaris was enorm. Als hij haar vader gebeld had, met deze mededeling, was dat om te redden wat er te redden viel. Cox knikte, ze wrong haar handen onder tafel. Het echte gesprek vergde meer moed dan de denkbeeldige, die ze had geoefend. ‘Ja, dat klopt. En het heeft ook te maken met mama.’
‘In combinatie met Edward?’ Uit die woorden maakte Cox op, dat haar vader niets vermoedde van de ontrouw van zijn overleden echtgenote. Ze knikte.
Marie pakte Beschier’s hand. Ze schrok en ze wilde de schrik voor hem verzachten.
‘Ik weet niet hoe ik dit op een fraaie manier kan zeggen. Ik had het liever niet gezegd als ik het kon voorkomen. Maar het gaat over de grenzen van fatsoen heen en daarom vind ik het nodig.’
Beschier slikte moeilijk, hij zette zich schrap. ‘Noem het beest bij de naam, appeltje.’
‘Ik heb een gespreksopname gehoord van Edward Arriëns. Hij geeft toe dat hij… een…eh…’ Ferdie’s warme hand lag op haar schouder, gaf een zacht duwtje. ‘…dat hij een verhouding met mama heeft gehad.’
Cox zweeg. Dit was de eerste stap. Of beter: klap. Beschier moest dat eerst verwerken, dan vertelde ze verder. Ze las de verschillende emoties af aan haar vader’s gezicht. Hij vocht om zich staande te houden. Zijn trots won het, zij het beschadigd.
‘Dat is lang geleden.’ Hij liet een hele wereld buiten beschouwing. Daar was moed voor nodig.
Cox applaudisseerde in gedachten voor haar vader. Ze wilde het bandje liever niet aan haar vader laten horen. Tenzij hij er uitdrukkelijk om vroeg. Uit zijn reactie maakte ze op dat hij aan haar woorden al genoeg had om het te aanvaarden, hoe zwaar hem dat ook viel.
‘Maar daar bleef het niet bij.’ Dit gedeelte was nog moeilijker. Bij die gedachte, laaide de walging weer op. Cox moest over Beschier’s gekwetstheid heen stappen… om hem nog erger te kwetsen. ‘Ik denk dat het van belang is om te weten dat mama is verongelukt op weg naar meester Arriëns. Dat heeft zijn schuldgevoel vergroot. Vanuit dat gevoel heeft hij je sindsdien zo intensief en belangeloos terzijde gestaan, met raad en daad. Hij zei letterlijk dat hij dat heeft gedaan om zijn schuld in te lossen.’
Beschier bleef stijf rechtop zitten, zijn knokkels werden wit, hij kneep Marie’s vingers bij elkaar. Hij slikte verwoed, knipperde met zijn ogen. Uit alle macht verdrong hij de emoties die hem aanstormden. Hij vroeg, heel praktisch, wat er daarna gebeurd was. Het was als het grijpen van een reddingslijn. Het voorkwam dat hij verdronk in het verraad, gepleegd door zijn beste vriend.
‘Heb jij hem daarop aangesproken?’
‘Ja. Ik ben naar zijn kantoor toegegaan en heb gevraagd of hij van de bruiloft wilde wegblijven en uit je leven verdwijnen. Toen ik de bandopname liet horen, hoefde ik er geen ‘alstublieft’ meer aan toe te voegen.’
Beschier liep vast. Hij accepteerde Cox’ relaas als de onbetwiste waarheid, wat Edward’s verraad nog scherper aftekende. Ook Beschier leed gezichtsverlies, omdat hij het bedrog niet eerder had ontdekt. Tijdens het gesprek koos hij ervoor om zijn emoties in bedwang te houden. Het liet hem weinig ruimte om te reageren.
‘Je hebt eigenmachtig gehandeld.’
Cox boog beschaamd het hoofd. Ja, zo kon haar gedrag ook aangemerkt worden, maar ze had het voor haar vader gedaan. Marie begreep het. Ze legde haar andere hand over de fijngeknepen vingers in Beschier’s handen heen. ‘Ze kwam voor jou op, lieverd.’
‘Ja, ja…’
Ferdie stond op, tikte Cox op de schouder. Hij zag hoe Beschier zichzelf martelde. Daar moest zo weinig mogelijk publiek bij. ‘Zeg, Cox, wat vind je ervan als wij nu naar het paviljoen gaan?’
Ze keek bevreemd op. Ze waren nog lang niet uitgepraat, vond ze. Met een hoofdbeweging spoorde hij Cox aan. Een beetje vertwijfeld volgde ze hem naar buiten, waar hun auto’s voor de stoep geparkeerd stonden.
‘Mijn vader wilde nog een miljoen vragen stellen. Dat zag ik aan zijn gezicht.’
‘Dat kan altijd nog. Ik vond dat we niet langer konden blijven.’ Hij kuste Cox, snel, hard en oprecht. ‘Jij hebt het goed gedaan. Twijfel niet aan jezelf. En onderschat je vader niet. Hij hield zich kranig onder deze… vuilstort..’
‘Volgens mij zijn we te snel weggelopen. Waarom wilde je opeens vertrekken?’
‘Om je vader’s houding. Hij raakte totaal in de knoei, met zijn gedachten en zijn gevoelens. Hij wilde niet afgaan maar daardoor kon hij geen kant meer op.’
Ze reden weg in één auto. ‘Hoe is het nu met jou?’ vroeg Ferdie.
‘Heel raar.’ Ze dacht even na. ‘Ik vind het niet leuk wat ik gedaan heb, maar het gekke is, dat als ik nu weer voor stond, ik het weer zou doen.’
‘Dat heb je al bewezen.’ Bij de niet-begrijpende blik van Cox, legde hij uit: ‘Kijk maar naar hoe je dat hebt aangepakt met Karel en Myriam.’
‘Je hebt gelijk. Jemig, wat zit ik raar in elkaar…’
‘Nee, heel mooi juist. Daarom ben ik zo gek op je.’ Ferdie dacht aan de visioenachtige onthulling die hem ten deel was gevallen. ‘Jij blijft trouw aan zwaarwegende principes. Dat komt heel krachtig over.’
‘Nou, nou…’ Cox had achter Ferdie niet zulke psychologische inzichten vermoed.
Hij stelde haar nogmaals gerust. ‘Wacht maar af, het komt allemaal goed.’
In het paviljoen hing ze haar tas op in de personeelsgarderobe. Terwijl ze haar zwarte sloof omsloeg, liep ze naar de balustrade bij de trap. Het werd weer een stranddag als zoveel voorgaande. Met het vertrouwde strandpubliek. Met het bekende geroezemoes. Met bijbehorende geuren. Hier ging het leven gewoon door, maar bij haar was er zoveel veranderd. Karel en Myriam waren verdwenen, deels door haar toedoen. Haar vader zat in de put. Dat had zij veroorzaakt. Cox vond dat ze niet langer het recht had om in zichzelf te geloven, maar ze deed het toch.
Waar komt dat toch vandaan, vroeg ze zich af, die vreemde vastbeslotenheid, die me dingen laat doen, die ik niet eens kan verzinnen? Wat heeft van mij zo’n drammer gemaakt?
Haar voorhoofd rustte tegen een houten paal. Het antwoord lag voor haar. Die dag rustig ruisend, op dat moment met opkomend tij. Witte, bruisende schuimrandjes werden met de ene golf op het strand gedrapeerd, met de volgende weggehaald. Groengrijs uitgestrekt tot aan de horizon: de zee.
De zee bracht alles terug tot de juiste proporties. Ongemerkt was die uitwerking haar karakter binnengeslopen. In de nabijheid van de zee werd je hoofd helder. Werden dwaalsporen uitgewist. Alleen de belangrijke zaken bleven over.
Ik sta mezelf hier goed te praten, dacht Cox, zo geweldig ben ik niet.
Ze dacht weer aan haar vader. Hoe voelde hij zich nu? Hij was vreselijk bedrogen, hij vertrouwde een verrader. Zij had hem daarop gewezen. Kon hij dat plaatsen? Hoe ging hij dat plaatsen? Ferdie had gelijk. Het was netter om weg te gaan. Op deze manier kon Beschier zonder pottenkijkers tot zichzelf komen, alleen bijgestaan door zijn geliefde Marie. Begreep hij werkelijk dat ze voor hem was opgekomen? Begreep hij dat zij hem te goed vond om zo belazerd te worden?
Cox besefte dat haar vader’s keuze beslissend was voor hun toekomstige verstandhouding. Ze kruiste haar vingers, verrast door het feit dat daar voor haar zoveel van afhing. Hij had Marie bij zich. Marie, die als een sfinx de wijsheid in zich opsloeg en bewaarde. Ze zou Beschier steunen, hem helpen deze klap te verwerken. Ze zou hem haar heldere inzichten meedelen, maar uiteindelijk maakte Beschier zijn eigen keuze.
Cox werd nerveus. Ze kon alleen maar wachten. Het was als het bij de telefoon zitten tot de examenuitslag werd doorgebeld.
Ze zuchtte. Werk zou haar afleiden. Toen ze door de personeelsgarderobe liep, piepte haar mobiel in haar tas. Er was een sms-je binnengekomen. Van haar vader.
Cox las het en las het nog eens. De opluchting was zo groot, dat het paviljoen om haar heen begon te tollen. In het schermpje stond: Ben een getuige kwijt, maar ik kan een veel betere bedenken. Ik heb immers de beste dochter ter wereld. Wil jij?
Hij had het geaccepteerd. Ongetwijfeld deden de onthullingen hem pijn, maar die zou verzachten als hij besefte dat hij niets waardevols verloren had. Beschier had ook geaccepteerd dat zijn dochter volwassen was. Ze handelde voor haar eigen rekening, maar je kon je ook op haar verlaten. Hij vertrouwde haar.
Ze liet het breed grijnzend aan Ferdie zien. Hij zei niets, maar zijn knikje was veelzeggend: zie je wel, ik zei het je toch.
Haar antwoord was kort, maar allesomvattend. Het bevatte de toekomst, helder en eerlijk.
Ja.