Het is een redactieronde waarvan ik weet dat die komt. Ik zit er zelfs op te wachten, maar als de persklaargemaakte versie in mijn mailbox rolt, komt het me niet uit.
Deze ronde kwam aan het eind van juni, zo ongeveer een half jaar nadat ik het script had ingeleverd. Anders gezegd, op een moment waarop ik al lang en breed bezig ben met een volgend boek.
Dáár ben ik met mijn hoofd, niet meer bij een boek dat steeds dichter naar de datum van het drukken schuift. Toch moest mijn volgende project terzijde gelegd worden.
Of ik wilde kijken naar wat de persklaarmaker had aangegeven.
En of ik dat binnen veertien dagen wilde doen.
Ja, ik had weer een deadline.
En gelukkig een ruim weekend om me weer helemaal te laten omvatten door De puzzel van Pleuni.
De persklaarmaker prees de mooie schrijfstijl. Met dat complimentje op zak, opende ik het gecorrigeerde document. Ik schrok me rot. Elk kommaatje wat verkeerd stond, was aangemerkt met ‘wijzigingen bijhouden.’
Lang duurde dat wit wegtrekken niet, want de uitgever, de redacteur, de persklaarmaker en de schrijver willen allemaal hetzelfde: dat het boek de beste versie van zichzelf wordt.
Ik heb er een aantal uren intensief aan gewerkt, dat wil zeggen: ik heb het verhaal opnieuw gelezen, terwijl ik tegelijkertijd de bijgevoegde opmerkingen verwerkte, of waar dat beter uitkwam: ongemoeid liet.
Aan het einde van dat weekend was ik door het hele script heen.
Maandags kon ik het geheel met een tevreden gevoel terug sturen naar de redacteur.
Ze was blij dat ik het zo rap weer ingeleverd had en schreef: complimenten voor hoe je alle opmerkingen hebt opgepakt en er een sterker, duidelijker verhaal van hebt gemaakt. Het was al een mooi boek, maar nu is het nog net een tikkie beter.