Het kan mettertijd op mijn curriculum vitae. Dat ik me een vaardigheid heb eigen gemaakt.
Het is ook weer schrijven, maar op een voor mij nieuw schrijfgebied. Ik ga tekstschrijven.
Niet in een schriftelijke cursus. Ik ga meteen de praktijk in. Ik moet op pad om interviews af te nemen.
Het project waarvoor de interviews moeten worden geschreven, wordt afgetrapt met een vergadering.
Daar zit ik, tegenover de twee experts in tekstschrijven. Zij maken ook deel uit van dit avontuur. Dat betekent niet veel goeds voor mijn onzekerheid.
Ik ben gepokt en gemazeld in het schrijven van romans, maar op dit gebied voel ik me de nerveuze stagiaire die het moet laten zien aan de meesters in het vak.
Ik trek mijn beste ‘je bent nooit te oud om te leren’-gezicht. Daarachter verstop ik mijn zenuwen.
Ik doe het niet alleen. Daarvoor is deze klus simpelweg te groot.
Deskundige of beginner, we zitten hier samen in.
Ik weet zeker dat er nog een heleboel fijne kneepjes zijn, die zich nu nog verstopt houden. Daarover ga ik, al doende, struikelen.
Maar dat is ook leren. Daar kan ik ook wat van opsteken.
De twee ervaren tekstschrijvers zwaaien me meer vertrouwen toe dan ik zelf voel. Als ik mijn onzekerheid uitspreek, klinkt het als uit een mond: ‘Niet zo bescheiden, val jezelf niet zo laag. Dit kun je.’
Het gevoel dat ik hier het groentje ben, wordt grotendeels weggenomen door de steun, die me door het hele team – opdrachtgeefster, tekstschrijvers, grafisch vormgever en fotografe – wordt toegezegd.
Dat ik me zo onbeholpen voel, komt waarschijnlijk omdat ik nog zo weinig beeld heb van wat me te wachten staat. Er zit maar een ding op: ik moet het gaan doen. Ik moet het mezelf laten zien.