Schrijven is wel eens denken met je vingers. Ik kan zo op dreef zijn, dat ik een zin op mijn beeldscherm zie verschijnen voordat ik hem eerst – rustig en netjes - geformuleerd heb.
Dat is intuïtief schrijven. Woorden die eruit floepen zonder rem, zonder nadenken. Ze staan er al op voordat ik kan besluiten of ik het ermee eens ben.
Natuurlijk is de delete-knop er nog, maar die is niet altijd nodig. De woorden die me ongecontroleerd ontglippen zijn niet per sé verkeerd.
De ene zin kan een zo logische vervolgzin uitlokken, dat mijn vingers die uit zichzelf al tikken.
Daar moet ik niet tussen gaan zitten met aangeleerde regeltjes. Of met mijn voorkeur voor een andere zegswijze.
Met al dat verstandelijke geredeneer kan iets dat eerst vloeide, mank gaan lopen.
Hier en daar komen zinnen als pareltjes voor in de tekst. Ze komen van pure mooiigheid van het papier af. De woorden zijn zo raak gevonden dat de zeggingskracht er vanaf spat.
Die schoonheden zijn wel eigenzinnig. Ze schieten zonder moeite naar buiten of ze moeten zwaar worden bevochten.
Als mijn script een boek geworden is, is niet meer te zien dat ik op een alinea heb gehakt. De lezer verwacht een verhaal dat goed loopt, dat lekker wegleest, zonder stil te staan bij de moeite van de schrijver.
De lezer staat er niet bij stil dat alle woorden door mijn handen gaan, de een makkelijker dan de ander.
Hele alinea’s passen perfect. Die schrijven zichzelf. Het zijn de juiste voertuigen om het verhaal verder te brengen.
Er zijn scènes waarvoor ik me bloed, zweet en tranen werk. Waarvan ik achteraf zeg: blij dat dat ei is gelegd.
Die moeizaam verkregen stukken, die het uiterste van me vergen, zorgen ervoor dat het boek mijn eigen klank en kleur krijgt.