Voor een overtuigde broekendraagster was het al gek dat ik opeens een jurk wilde hebben.
Ik ben niet gewend jurken te dragen.
Het jurkje waar ik mijn oog op had laten vallen had het kennelijk in zich om mij over de streep te trekken. Deze kon je net zo makkelijk op het strand dragen als op een tuinfeestje op een zwoele zomeravond.
Ik zag mezelf al, met een lekker kleurtje van een dag strand, thuis in de keuken, in een handomdraai een fantastische salade voor mijn gasten in elkaar draaien.
Het was beslist een jurk met een hoge belevingswaarde. En zoiets kon met een paar muisklikken in mijn bezit komen.
Dat heb ik natuurlijk niet blindelings gedaan.
Ik heb in de maattabel eerst naar de juiste maat gezocht.
Bij het uitpakken zag ik het al: deze jurk gaat niet terug.
Ik gooide hem over mijn hoofd en… ik zat vast!
Hè, ik had toch de goede maat? Strak om mijn ribben zat een naad die niks meegaf.
Lichte paniek.
Een: hoe kwam ik weer uit die jurk zonder hulp van de buren te vragen?
Twee: hoe kon ik mezelf wijsmaken dat die jurk me wel paste?
Ik heb me er weer uit weten te wurmen en de jurk even weggehangen. Ik moest bijkomen van de schrik dat die naad me bijna de adem had benomen.
Hoe moest ik dat probleem oplossen? Ik moest ermee naar het atelier, bedacht ik, misschien kon er een zijnaadje uitgelegd worden. Ik pakte de jurk er weer bij, zocht aan de binnenzijde welk naadje ik moest aanwijzen en ik ontdekte de rits.
Een rits die alle ruimte bood om makkelijk in en uit de jurk te komen. Een jurk die me natuurlijk prima paste.
Ik ben niet gewend aan jurken, dat zei ik toch al?