GETIJDENDANS

Hoofdstuk 7

De verloving was voor Beschier aanleiding om het er eens van te nemen. Op deze avond was hij niet te vinden in zijn kantoortje om het internet af te struinen naar karpetten of notenhouten secretaires. Hij hield zich bewust even niet bezig met het plannen van een zakentrip. Vanavond bemoeide hij zich niet met de hele heisa rondom het vinden van een nieuwe bedrijfsleider voor ‘Het Seizoen’. Deze avond, en hij hoopte nog vele avonden hierna, was voor hem en de vrouw die hij zojuist tot zijn verloofde had gemaakt. Tot zijn aanstaande vrouw.

Hij strekte zich uit op een terrasstoel. Tevreden met zijn geslaagde plan, keek hij de tuin rond. Hij zag zichzelf niet zomaar bezig op zijn knieën met een plantschepje. Hij was niet zo’n tuinier, maar een mooie tuin herkende hij als hij er één zag. En hij zat er middenin. Dat alles zo welig groeide en bloeide, was te danken aan Marie. Hij voelde iets van schrik, een prettig soort schok. Hij was zich er niet van bewust geweest dat ze zo goed voor de tuin had gezorgd, dat ze er zoiets moois van had gemaakt. Dan wist hij dus maar betrekkelijk weinig van de vrouw, die er zojuist in had toegestemd de tweede mevrouw Van der Linden te worden. Het schrok hem niet af. Als hij het afmat aan de tuin, had Marie misschien nog wel meer prettige verrassingen in petto.

Genietend legde hij zijn handen achter zijn hoofd. Ja, de hofmakerij was veilig gesteld nu hij haar instemming al had. En het kon nog wel eens heel leuk worden.

Tot aan het avondeten was zijn leven voortgekabbeld zoals het al jaren ging. Hij was weduwnaar en altijd aan het werk. Op de achtergrond waren zijn dochter en de Franse huishoudster, die zo’n handige winkelhulp was gebleken. Nu was dat op slag veranderd. Voor iemand die zo gesteld was op een rustig, geregeld leventje, bleek hij opeens heel bereidwillig om alles om te gooien. Hij vond het nog stimulerend ook.

Met zijn negenenvijftig jaar was hij meer dan bereid om het anders te doen. De eerste stap had hij gezet. Hij ging trouwen. Dat plan had hem overvallen, maar het stond hem hoe langer, hoe meer aan. Hij vergeleek zijn trouwplannen van nu met die van drieëndertig jaar geleden en stond versteld van het verschil. Destijds hing er zo’n opgefokte sfeer van verwachting omheen. Beschier had nooit kunnen vergeten hoe hij was ontwaakt na zijn huwelijksnacht. Beurs en gekneusd na heftig vrijen met zijn ontembare bruid, maar vooral geschokt door het besef dat hij iets onherroepelijks had gedaan. Hij had zichzelf gesust met het idee dat hij van Annet hield.

Destijds was hij veroverd, nu had híj gekozen. Misschien in een opwelling, maar hoe langer hij erover nadacht, hoe beter het hem voorkwam. Hij had nooit overdreven veel belangstelling getoond voor Marie of haar doen en laten. Voor zichzelf bekende hij dat hij niet veel van haar af wist, zelfs al woonde ze al jaren onder zijn dak. Haar rustige levenswandel had hij wel opgemerkt. Ze was gesteld op een huiselijk leven, al was ze op maatschappelijk gebied goed bezig met haar lesjes. Haar privé-leven paste binnen dat van hem. Ze bracht geen vrienden binnen, maar bezocht ze buitenshuis. Zijn gezin was voor haar het voornaamste. Dat zijn huishouden al jaren zo goed geolied liep, was te danken aan Marie’s rustige, stabiele persoonlijkheid. Met Marie kon hij zich niet vergissen in zijn voorgenomen huwelijk.

Hij zuchtte voldaan. Hij wilde genieten van het feit dat het leven hem opeens goed gezind was. Door zijn besluit met Marie te trouwen, besteedde hij nu pas bewust aandacht aan zijn gevoel voor haar. Hij wilde het geen liefde noemen, wel iets goeds wat direct na liefde kwam. Marie mocht rekenen op een stevig gefundeerde vriendschap. Als ze al zoveel jaar zonder ergernissen onder één dak konden leven, moesten ze wel maatjes zijn. Het zou heel goed liefde kunnen worden. Die kans wilde hij het geven.

            ‘Het beste wat ik kon vinden, mijn aanstaande man, was een fles cava, die ik van Bart van Gastel heb gekregen. Gelukkig was hij gekoeld.’ Marie kwam aanlopen met een dienblad met fles en glazen.

Beschier opende de fles en schonk de glazen vol met de feestelijke, lichtroze drank met bubbeltjes. Ze tikten de glazen tegen elkaar.

‘Op ons geluk.’ zei hij en Marie herhaalde: ‘Op ons geluk.’

Ze giechelde om zijn kus die naar de cava smaakte. ‘Op het huwelijk van twee niet trouwlustige types.’

‘Op het feit dat het huis niet verkocht wordt.’ grapte Beschier.

‘Oh! Ik ben heel Zomerhoflaan tweeënzeventig vergeten. En die lieve, oude mevrouw Blankendaal erbij.’ Weer giechelde ze.

‘Je hebt Cox meegenomen vanmiddag. Wat vond zij van de woning?’

‘Je arme, lieve dochter…Och, die had zichzelf nog wel het meest te pakken.’

‘Wat bedoel je?’

‘Cox schrok zo van mijn voornemen om jullie te verlaten, dat ze terstond een pesthumeur kreeg en ze beloofde op voorhand een vernietigend commentaar op het huisje.’

‘Onzinnig. In de Zomerhoflaan staan hele leuke huizen, zeker die twee-onder-één-kappers.’

‘Het ging ook om de helft van een dubbel woonhuis. Cox bleef in verzet tot ze goed en wel binnen was. Toen werd ze verliefd op de woning.’

‘Meen je dat nou? Ik wist niet dat dat leefde bij Cox.’

‘Dat wist ze zelf ook niet. Het ontstond daar, vanmiddag. Je had haar moeten zien, die arme meid was er mee aan. Ze ging tegenstribbelend mee en op de terugweg moest ze, in weerwil van zichzelf, bekennen dat ze het huis prachtig vond en… dat ze het voor zichzelf wilde hebben.’

‘Zo, zo, voor haarzelf, hè?’ Beschier glimlachte voor zich heen. ‘Tjongejonge, wij trouwplannen, mijn dochter huizenplannen. Ach, het moet me niet verbazen van Cox. Ze is zevenentwintig…’

Hij liet zich weer achterover zakken in de tuinstoel. De lucht had de kleur blauw zoals alleen juli-avonden die hebben en werd doorkruist door gierende zwaluwen. Beschier volgde ze, terwijl de cava, zijn trouwplannen en de heerlijke avond voor een vredig gevoel zorgden. Het idee dat Marie bleef, was heel comfortabel.

‘Wanneer vertellen we het Cox?’ vroeg Marie.

Het was het eerste praktische puntje dat volgde op de beste zet die hij in jaren gedaan had. Het bracht meteen een gedachtenstroom op gang. Als hij met Marie trouwde, moest dat in gemeenschap van goederen gebeuren of  op huwelijkse voorwaarden? Hij had met Annet al een testament opgemaakt. Dat moest worden herzien. Hoe verhield zijn tweede huwelijk zich tot zijn dochter? Voor hem allemaal vragen, maar zijn vriend Edward kon dat oplossen. ‘Misschien moeten daar nog even mee wachten…’ Zijn antwoord was meer hardop denken. ‘Ik wil eerst even wat dingen op een rijtje zetten.’

Hij herinnerde zich dat hij nu dingen moest delen. Hij was niet langer alleen, hij moest rekening houden met Marie als zijn partner. Zijn glimlach was vriendelijk, maar een beetje afwezig. ‘Kun je dat opbrengen?’

‘Ik wilde het haar zo snel mogelijk laten weten, maar als jij er een bedoeling mee hebt om nog even te wachten… vooruit dan maar.’

Marie wilde nog een slok nemen, maar moest opeens met twee handen haar glas vasthouden. Haar tanden klapperden tegen het kristal.

Beschier keek op. ‘Wat heb jij?’

‘De-de uitwerking v-van de schok, denk-k-k ik-k-k…’

Hij stond op en nam Marie in zijn armen. Ze voelde koud aan en trilde hevig. Door haar armen en rug te wrijven, probeerde hij haar weer warm te krijgen. ‘Kom, dan geef ik je een medicinale zoen.’ Hij voegde de daad bij het woord.

‘Ik zat opeens met duizend vragen,’ zei ze, toen haar lippen niet meer trilden door de sterke werking van Beschier’s kus, ‘door die vragen besefte ik dat het waar was. Dat we gaan trouwen. Hoe gelukkig mij dat maakt. Daarvan kreeg ik de bibbers.’

‘Op één van die vragen zal ik je nu meteen een antwoord geven, mevrouw Neuféglise…’ Marie was in de zenuwen geschoten, maar hij was door de onverwachte wending zorgeloos en vermetel geworden. Hij tilde haar op en droeg haar naar binnen, naar de slaapkamer.

 

Edward Arriëns nam afscheid van Beschier. Hij wilde echter niet vertrekken voordat hij ook de aanstaande bruid een hand had gegeven.  ‘Gefeliciteerd met je voorgenomen huwelijk, Marie. Van harte geluk gewenst. Beschier is een gelukkig man om zo’n fijne vrouw tot echtgenote te kiezen… Eindelijk.’

Marie had Beschier’s vriend goed leren kennen. Bij het opzetten van haar cursus had hij haar vaak van goede adviezen voorzien. Hij was notaris, maar er was weinig van het zakenleven dat hij niet wist. Nadat Beschier Marie bij hem had geïntroduceerd, hadden ze meerdere keren contact gehad. Het ging niet langer formeel tussen hen. Ze noemden elkaar bij de voornaam. Beschier hoefde er niet meer tussen te komen als Marie Edward nodig had. Ze had hem leren kennen als kordaat en competent en daarbij zeer beminnelijk. Uit hoofde van hun vriendschap weigerde Edward betaling voor zijn diensten. 

‘Dank je wel, Edward.’ Hij maakte haar een beetje verlegen met zijn uitgebreide gelukwens. Achter hem verscheen Beschier. Ze richtte zich tot de notaris, maar de waarschuwing gold ook haar aanstaande. ‘We houden het nog stil.’

‘Ik zwijg als het graf.’ verzekerde Edward haar. Hij vertrok.   

‘Maar jij niet.’ verweet ze Beschier, nadat de deur achter de notaris gesloten was. ‘Jij hebt je mond voorbij gepraat.’

‘Dat moest wel. Daar ging het gesprek over. Ik wilde weten hoe en of mijn vorige testament gewijzigd kon worden, zodat ons huwelijk niets meer in de weg staat. Daarom heb ik je gevraagd om nog even te wachten voordat we het Cox vertellen. Ik wil eerst de struikelblokken uit de weg ruimen. Bovendien kwam Edward met een geweldig plan.’

‘Zeg, lieve jongen, nu wij gaan trouwen, kun je mij niet buiten die plannen laten. Voor de draad ermee.’

Hij nam plaats aan de tafel, waar voor de zoveelste keer gedekt was voor twee. Cox was aan het werk in het paviljoen. ‘Je hebt me verteld over dat huis aan de Zomerhoflaan, waar je bent gaan kijken. Dat Cox er helemaal verliefd op werd. Edward Arriëns gaat bekijken wat voor mij de mogelijkheden en beperkingen zijn om dat huis te kopen. Cox kan dan al van mij erven, terwijl ik nog in leven ben. Dat schijnt mogelijk te zijn. Ik vind het zelf wel een prettige manier om haar toekomst zeker te stellen. Zo bracht Edward het te berde en ik ben het met hem eens.’

‘Het is een prachtig plan!’ riep Marie uit. Nu er trouwplannen waren gekomen in de plaats van de aankoop van een huis, zou ze de Zomerhoflaan niet missen. Cox zou er zeer op haar plek zijn. Beschier had hiermee bewezen dat hij voor zijn kind wilde zorgen. In de voorbije jaren had hij zich vaak als afwezige, niet-betrokken vader gemanifesteerd. Nu bleek dat hij het beste met zijn kind voor had.

‘Ik wil haar niet het idee geven dat ze wordt weggestuurd, maar op haar leeftijd…’

‘…Is er geen sprake van wegsturen, lieverd. Veel jongelui gaan al veel eerder de deur uit.’

‘Ze is me nooit teveel geweest, hier in huis. Op deze manier is meteen het probleem van woonruimte vinden opgelost. Dat wil zeggen: als het allemaal lukt, maar dat gaat Edward uitzoeken.’

‘Edward heeft het maar druk met ons.’ Marie wist dat de notaris er wel eens aan te pas kwam bij transacties in de antiekhandel. Hij adviseerde zijn vriend over het paviljoen. Beschier bezat de strandtent, omdat hij uit Annet’s nalatenschap kwam. Het was een bezit met haken en ogen, dat nu ook nog om een nieuwe bedrijfsleider vroeg. Zelfs bij die zoektocht stond hij Beschier terzijde. In zijn kielzog was Marie verschenen, met haar vele, bange vragen over het opstarten van haar eigen cursus.

‘Ik had me geen raad geweten zonder Edward, toen ik hier als vijfentwintigjarige knaap arriveerde om de zaak over te nemen. Hij heeft me op poten gezet. Het is een vent waar je van op aan kan. We zijn goede vrienden geworden. Sinds Annet’s dood weigert hij betaling voor zijn diensten, op grond van onze vriendschap. Ik vind dat niet zakelijk van hem, maar hij wil het per sé zo.’

 

Het duurde een aantal weken voordat de notaris de zaken had uitgezocht. Vanaf het moment dat Beschier zei: ‘Edward heeft gezegd dat alles in orde is. We kunnen Cox op de hoogte stellen.’ popelde Marie om haar pleegkind het grote nieuws te vertellen.

Die gelegenheid liet op zich wachten. Cox grapte wel eens dat ze het in een half jaar voor een heel jaar kon verdienen, maar dat hield in dat ze bijna voortdurend aan het werk was. Zodra ze op een ochtend in de tuin neerstreek voor een ontbijtje, nam Marie de gelegenheid te baat. Ze haalde Beschier uit de winkel. De officiële mededeling kon alleen plaatsvinden met alle betrokkenen erbij. 

Cox legde de krant opzij. Ze trok haar wenkbrauwen op. Haar vader overdag in de tuin, dat was heel ongebruikelijk.

‘Wacht effe…Wat gebeurt hier?’ zei ze, bij het zien van de pret, die Beschier en Marie hadden. Marie haakte haar arm door die van haar aanstaande man. Cox slaakte een kreetje. Als gebaar was het nauwelijks intiem, maar tussen haar vader en Marie was het zeer veelzeggend.

‘Gaan jullie twee mij vertellen, wat ik denk dat jullie mij gaan vertellen?’ Ze wees van de één naar de ander.

Haar vader’s ogen schitterden van plezier. Cox had Marie nog nooit zo gelukkig gezien. ‘Cox, liefje, we gaan trouwen!’

‘Ah!’ Cox stond op, haar hand voor haar mond geslagen. Ze vond het zulk geweldig, heerlijk nieuws dat ze haar tranen niet kon bedwingen. De poging onderkoeld over te komen, ging de mist in, toen ze met verstikte stem zei: ‘Zou een keer tijd worden, denk?’

Ze omhelsde in één keer haar vader en Marie en zoende ze keer op keer. ‘Oh, pa, wat geweldig! Marie, je wordt mijn stiefmoeder! Goh, ik had het zelf niet beter kunnen bedenken!’ Ze snikte, veegde haar tranen af en pruttelde erachteraan: ‘Alleen had ik het misschien iets eerder bedacht…’ Ze hield ze op armlengte afstand en trok ze weer tegen zich aan. ‘Gefeliciteerd! Ik ben me nog nooit op zo’n prettige manier kapot geschrokken.’

Nadat zijn dochter zijn haar in de war had gebracht en hij nog een paar zoenen had geïncasseerd, ging Beschier weer weg. ‘De nering wacht.’ verontschuldigde hij zich.

Cox was weer in een stoel geploft. ‘Wanneer mag ik je sluier door het middenpad dragen, Marie? Of heb je liever dat ik mijn vader weggeef?’

Marie bloosde als een maagdelijke bruid. ‘Het zal nog wel dik een jaar duren voordat het zover is.’

‘Waarom zou je tegenstanders zolang de gelegenheid geven om bezwaar te maken?’

‘Omdat ik volop bezig ben met de voorbereiding van de nieuwe cursussen. Vergeet niet dat we drie niveaus hebben, komend seizoen. Aansluitend op de cursusperiode, ben jij weer aan het werk in ‘Het Seizoen’. We zullen niet eerder trouwen dan na het strandseizoen volgend jaar.’

‘Ik snap het. Logisch.’ Cox deed koel, maar het streelde haar zeer dat zij een doorslaggevende factor was geweest bij het bepalen van de huwelijksdatum. Ze kon het niet nalaten om het gelukkige bruidje even te plagen. ‘Ik ben blij dat het geen moetje is.’

Lachend wuifde Marie die onzinnigheid weg.

Cox plantte haar ellebogen op tafel om Marie uit te horen over de voorbereidingen van de bruiloft. Trouwen in het gemeentehuis? En ook in de kerk? Hoe zag ze haar trouwjapon voor zich? Kwam de familie uit Frankrijk ook? Waar werd het feest gehouden? Cox gaf uiting aan haar blijdschap over het voorgenomen huwelijk door allerlei plagerijtjes op Marie los te laten. Dachten ze aan kinderen? Vlak voordat ze weg moest, bedacht ze zich iets: ‘Hé Marie, hoe heb je mijn vader eigenlijk versierd? Met jarretels?’

Marie was te goed gehumeurd om boos te worden. Ze vermaande lachend: ‘De onbeschaamdheid! Ik wil het niet hebben! Gedraag je, ja?’

           

Op de Zeeweg, door de duinen, bedacht Cox zich dat haar vader Marie’s vertrek had voorkomen door haar ten huwelijk te vragen. Ze moest nog eens uitvinden of het aanzoek was gekomen, nadat Marie haar plan om een huis te kopen aan haar vader had uiteengezet. Haar vader kennende, had hij praktische overwegingen zwaarder laten wegen dan romantische. Niettemin, ze waren een goed koppel. Na zoveel jaar onder één dak gewoond te hebben, wisten ze wat ze aan elkaar hadden. Cox dacht niet dat ze hartstochtelijk verliefd waren, maar ze gaven heel veel om elkaar en hadden het beste met de ander voor. En de liefde kon nog groeien…

            Dit jaar werd getekend door grote veranderingen. Dat moest zich ook tot haar verhouden, maar daar merkte ze niets van. Hoe merkte je ooit van jezelf dat je veranderd was. Waaraan kon je dat afmeten?

Niet alle veranderingen waren ten goede geweest. Deze laatste wel. Marie bleef en ze werd Cox’ stiefmoeder.

            Wat ging er nu gebeuren met Zomerhoflaan 72? In gedachten had Cox er nog wel eens vertoefd. Haar wens om het te bezitten was onzinnig. Het was voor haar onbetaalbaar, hoe zeer ze de woning ook begeerde. In haar eentje kon ze geen hypotheek krijgen. Het was een prachtig huis, maar voor haar niet weggelegd.

           

Samen met haar collega’s bereidde Cox een afscheidsfeest voor Frans Tuitert voor. Er werd voortdurend achter Frans’ rug gegniffeld, als er weer een hilarisch idee werd geopperd. Het feest kon maar op één plaats gevierd worden: in ‘Het Seizoen’. In het strandpaviljoen had hij ongeveer de helft van zijn leven doorgebracht. Het was ondenkbaar dat hij vanuit een andere plaats werd uitgezwaaid. De laatste dag dat het paviljoen op het strand stond, was hij gereserveerd voor het feest.

Frans zelf verkeerde al de hele zomer in een opperbeste stemming. Dat hij een behoorlijk zwaarwegende uitdaging op zich nam, deerde hem niet. Hij zag alleen het mooie ervan. Problemen waren er om opgelost te worden, beweerde hij steevast zorgeloos.

Frans had al in een vroeg stadium aangekondigd dat hij ermee wilde stoppen. De eigenaar van de tent, Beschier van der Linden, had toegezegd het op zich te nemen om voor een volgende bedrijfsleider te zorgen.

Cox merkte maar weinig van haar vader’s zoektocht. Ze vroeg hem er wel eens naar: ‘Pa, hoe zit het met de nieuwe bedrijfsleider. Heb je al iemand op het oog?’

‘Cox, mijn appeltje, het heeft de aandacht, maar ik kan hem niet op commando produceren.’

Dat vertelde ze de collega’s als zij ernaar gevraagd werd. Vrijwel elke keer werd dat gevolgd door de opmerking: ‘Waarom word je het zelf niet?’

Het antwoord op die vraag was simpel. ‘Ik heb de benodigde papieren niet.’

Cox was een vakvrouw, maar zonder diploma’s. In het paviljoen was ze op alle plekken inzetbaar. Ze wist er alles van af en was daardoor een vraagbaak voor de wat mindere ervaren collega’s. Werken in het paviljoen en in de winter in het restaurant in het dorp deed ze heel erg graag, maar ze had niet de ambitie om leiding te geven. Die verantwoordelijkheid was haar te groot. De combinatie, werken in de horeca en les geven, was behoorlijk pittig.

           

Het strandseizoen vergleed. In september verdwenen de dagjesmensen. Het strand viel weer terug in handen van wandelaars, al dan niet met hond. De hectiek van de zomer maakte plaats voor een bedaagd einde. Het paviljoen zat nooit zonder gasten, maar het personeel kon dat aan het eind van de zomer op hun slofjes aan. De schoolgaande collegaatjes waren verdwenen. Ze konden niet langer blijven en ze waren in september en oktober niet nodig.

Op de dag van het afscheidsfeest liet oktober zich van zijn beste kant zien. Het zonnetje gaf milde warmte in herfstachtig gouden tinten. Een briesje waaide zonder kou over het terras. Een aantal medewerkers van het paviljoen, waaronder Cox, hingen verlichting op aan de buitenkant van de tent. Er was een dj uitgenodigd, die al een paar uur voor aanvang van het feest bezig was zijn installatie in optimale vorm te krijgen. De muziek liet zo nu en dan al de vloerplanken trillen. Voordat het feest begon, zat de stemming er al in.

Op de gastenlijst stond iedereen die iets betekende in de Bergense horeca, aan welke kant van de bar dan ook. Beschier en Marie waren helemaal geen cafébezoekers, maar als de eigenaar en zijn verloofde, waren ze als vanzelfsprekend uitgenodigd. Cox was niet te spreken over het zakenreisje dat haar vader gepland had in het weekend van het feest. Hij deed erg vaag over het op tijd terug zijn. Op deze manier stelde hij zowel Cox als Marie teleur, vond ze. Marie wuifde het weg, ze vond het niet erg. Cox nam zich voor om een leuke avond te hebben, vader of geen vader.

De zon aarzelde nog even boven de kim en strooide zilveren licht op de golven, tot aan de branding toe. Om half zeven zette de schemering in. Op dat moment waren alle genodigden aanwezig om Frans welkom te heten op het feest te zijner ere. Met een glimlach van oor tot oor kwam hij de loopplank af, met aan zijn zijde een prachtige negerin. Ook Imogen lachte haar parelwitte gebit bloot.

Het feest begon met een buffet. Dat was geheel in de geest van Frans. ‘Goed eten, dat is belangrijk.’ was een veel gebruikte uitspraak van hem. Aan zijn welgedane figuurtje was te zien dat hij leefde naar dat credo.

Na het eten werd de dansvloer geopend door Frans en zijn chocoladebruine vriendin. Het dansen werd afgewisseld met speeches. Iedere spreker had zich van te voren moeten melden en moeten beloven dat zijn toespraak niet langer duurde dan vijf minuten. De stemming mocht niet inzakken. Cox moest het spits afbijten. Ze nam de jaren met Frans in vogelvlucht door. Ze memoreerde dat ze van hem goed had geleerd wat hij bedoelde met ‘klauwen uit je mouwen’. Vrijwel iedereen die een woordje sprak, had iets hilarisch te melden dat hij of zij had meegemaakt met Frans. De angst voor een mislukte avond was ongegrond. Er werd steeds meer gelachen.

Marie was alleen gekomen. Cox was bang dat ze zich misschien niet vermaakte, maar ze zag haar toekomstige stiefmoeder regelmatig op de dansvloer of ze was in gesprek met andere gasten. Dat weerhield haar er niet van om nieuwkomers op te merken. Zodra Beschier arriveerde, stond ze bij de deur. Ze begroetten elkaar met een kus. Achter Beschier stapte een vreemdeling het paviljoen in. Het was een lange man met bruine krullen. Cox schatte hem een eindje in de dertig.

Haar vader had het feest nog gehaald. Ze waardeerde dat hij daar moeite voor gedaan had. Ze vond het minder dat hij zijn zakenrelatie ten tonele voerde op Frans’ feest.

Beschier beduidde de onbekende dat hij naar voren moest, naar Frans en zijn vriendin.

Hij schudde het feestvarken de hand en stelde de man voor die hij had meegebracht.

‘Nou, Frans, het was op het laatste nippertje, maar het is me gelukt. Mag ik je voorstellen aan je opvolger? Deze competente jonge man wordt de nieuwe bedrijfsleider van ‘Het Seizoen’. Dit is Ferdie Bruynooghe.’

 

zee 7 zee 7