Hoofdstuk 5
‘Kun je mij zo dadelijk naar het strand brengen, Marie?’ vroeg Cox.
Ze zaten in de tuin onder een parasol en genoten van een kop cappuccino. Het schuim, dat als een snor op hun beider bovenlip bleef zitten, was geklopt door Cox. Ze was altijd al een koffie-liefhebber geweest. Door het werk in ‘Het Seizoen’ had ze cappuccino leren kennen. Ze wilde dat thuis ook wel eens drinken. Daarom had ze een kloppertje gekocht om de melk mee op te schuimen. Het schuim dat in het kopje achterbleef, lepelde ze genietend op.
‘Je hoeft nog in geen uren te beginnen.’ weerlegde Marie. Haar antwoord hield geen ja of nee in.
‘Nee, dat is wel zo, maar dan ik eerst nog even een tijdje op het strand zitten. Misschien ga ik bij de Van Venen langs.’
Het was kwart over elf en Cox hoefde pas om vier uur te beginnen. Niet alleen wilde ze naar het strand, ze wilde ook ruim voor aanvang aanwezig zijn. Ze mocht Tim helpen in de koude keuken.
Op haar eerste avond had ze nogal wat te stellen gehad met de kok, maar door de onverwacht goed geplaatste opmerking over de messen, was Tim bijgedraaid en konden ze het nu goed met elkaar vinden. Cox voelde zich, na drie weken dienst te hebben gedaan als afwashulp, helemaal thuis in de keuken van het paviljoen. Ze had haar taken goed onder de knie. Uit eigen beweging was ze er klusjes bij gaan doen, als er een gaatje viel in de aanvoer van vuile vaat. Ze was regelmatig met een sopje in de weer. Dat viel goed bij Frans, die hygiëne hoog in het vaandel had staan.
Ze zag de koks met enorme messen groenten en kruiden fijnsnijden met een gemak dat haar verbaasde. Ze kwam erbij staan om de kunst af te kijken. Ze vroeg hoe ze dat deden. Die beweging komt uit de pols, zeiden ze. ‘Mag ik…?’ vroeg ze hoopvol.
‘Uh-uh,’ ze werd met een hoofdschudden afgeweerd. ‘te jong.’
Het had geen zin om tegen de koks te zeggen dat ze maar beter zo jong mogelijk goed kon leren omgaan met een mes om ongelukken te voorkomen. Het was bij wet geregeld dat zij op haar leeftijd nog niet mocht snijden. Daar was geen discussie over mogelijk.
‘Ik mag hier toch wel íéts meer doen dan afwassen?’
Haar vraag was niet uit drammerigheid gesteld. Haar oprecht gemeende inzet was in de keuken al opgevallen. Peter begreep wel dat de uitdaging van een rek met vaat in en uit de machine schuiven er gauw van af was. Cox deed haar eenvoudige baantje steeds goedgehumeurd, maar je was op dat plekje binnen de kortste keren uitgeleerd en ze was kennelijk een meisje dat verder keek.
‘We zullen eens kijken of er nog ongevaarlijke klusjes zijn.’ beloofde hij.
Cox knikte tevreden nu haar promotie in het vooruitzicht werd gesteld. ‘Graag!’
Uit die belofte was voortgekomen dat ze alvast wat mocht voorsnijden in de koude keuken, met een aanzienlijk kleiner mes dan de koks gebruikten. Met dat snijgereedschap kon ze zichzelf niet verwonden. Tim had voorgesteld dat, als ze wat eerder kwam opdat ze hem in de drukte niet voor de voeten liep, ze mocht helpen met het opmaken van de schaaltjes met sla.
Thuis vertelde Cox over haar werk, vanuit haar oogpunt. Dat ze, als ze tijd over had, andere dingen deed, zoals de voorraadplanken schoonmaken. Dat ze de koks wilde helpen, omdat dat werk haar leuk leek. Dat ze geen vermoeidheid meer voelde, als ze nog laat en lang bezig was.
Als ze weer eens bij oom Bob en tante Corrie was geweest, zoals ze ze inmiddels noemde, deed ze daar ook verslag van. De Van Venen merkten op, net als Beschier en Marie, dat Cox toenemend enthousiast werd over haar baantje. Op haar eigen manier – eerlijk en argeloos – trok ze het werk naar zich toe.
Marie keek op haar horloge. ‘Als je nu je spullen pakt, kan ik je nog net wegbrengen voordat Lonneke komt voor haar les.’
De zon stond hoog aan de hemel, maar voordat Cox klaar was in het paviljoen, was het donker, dus moest ze wel weggebracht worden.
De tuinpoort piepte open. Lonneke duwde de deur met haar fiets verder open.
‘Lonneke, ma fille, tu es trop tôt pour ta leçon!’ Marie schoot in haar rol als lerares, zogauw ze haar tijdelijke pupil ontwaarde.
Het meisje begreep het Frans wel, maar had haar antwoord niet zo snel paraat in dezelfde taal.
‘Goedemorgen mevrouw, ja, dat weet ik wel, maar ik breng mijn moeder mee. Ze wil u iets vragen.’ Ze zette haar fiets tegen de muur. ‘Dag Cox, ik zie je maar weinig hier.’
‘Ben vaak op het strand.’ Ze kwam uit haar ontspannen, half liggende houding overeind, nu er bezoek kwam. Door de vervroegde komst van Lonneke en mevrouw Van der Pol zag het ernaar uit dat het strand even moest wachten. Nieuwsgierig leunde ze voorover naar de bezoekers die de overige stoelen in de tuin innamen.
‘Ja, ik dacht: ik ga maar met Lonneke mee en dan wat vroeger. Dan kan ik u nog wat vragen.’
Cox keek van de één naar de ander. Marie kreeg zelden bezoek. Dit was best bijzonder.
Marie zat met verbaasd opgetrokken wenkbrauwen.
Op haar eigen, breedvoerige wijze deed Lonneke’s moeder haar vraag uit de doeken. Het kwam erop neer dat een kennis van de familie over niet al te lange tijd op zakenreis naar Parijs moest en hij wilde zijn Frans oppoetsen om een goed figuur te slaan. Of Marie hem daarbij wilde helpen.
‘Waarom niet?’ lachte Marie. ‘Mijn pupil werkt de meeste avonden, dus ik heb tijd over.’
Cox had nog twee kopjes cappuccino gemaakt voor het bezoek, terwijl Marie afspraken maakte met mevrouw Van der Pol en het telefoonnummer kreeg van de betreffende kennis.
Terwijl ze op haar bekende wijze door het huis banjerde en hier en daar spullen oppakte, die mee moesten naar het strand, had ze, in losse kreten, met Marie de manier waarop de vraag gesteld was geëvalueerd. Dat er ook nog zoiets als telefoon was en waarom de man in kwestie niet rechtstreeks zelf contact had opgenomen met Marie. De betekenis van de vraag was ze niet uit het oog verloren.
‘Je lerarenopleiding komt steeds meer van pas.’ concludeerde Cox derhalve, toen ze bij Marie in de auto stapte.
‘Tja, ik ben kennelijk mijn eigen aanbeveling.’ Marie deed het af met een grapje, maar het ging dieper. ‘Ik vind het eigenlijk heel erg leuk om les te geven.’
‘Zelfs aan zo’n kukel als Lonneke?’
‘Cox, chérie, ik meet het af aan mezelf, niet aan mijn leerling.’
Ze hoorde de lichte terechtwijzing niet echt. Ze grinnikte, omdat ze de verandering symbolisch zag: Marie leidde haar leven op een bijna onzichtbare manier, maar nu waren er toch mensen die haar wisten te vinden.
‘Ga je naar die man toe of komt hij bij ons thuis?’ Het was een geheel onlogische vraag, waarover ze nog een geruime poos nadacht, eerst op het strand en later in haar hoekje bij de vaatwasser. Zelfs Marie’s geruststellende antwoord: ‘Hij komt maar mooi naar de Norbertijnenstraat.’ kon Cox’ zorg nog lange tijd niet wegnemen. Na de zoveelste lading vaat daagde het haar. Het had niets te maken met Marie’s gemompelde argumenten: ‘Als je vader dat tenminste goed vindt. In het geval van Lonneke maakte hij geen bezwaar, dus ik denk dat hij dit ook wel zal gedogen.’ De jaloezie prikte in haar huid en maakte het allemaal duidelijk. Cox was zeer op Marie’s aanwezigheid gesteld geraakt. Ze was altijd thuis als Cox uit school kwam. Marie was nooit gehaast en toonde onveranderlijk belangstelling voor Cox’ doen en laten.
Ze wilde Marie niet delen.
Bij de gedachte dat ze Marie niet eens hoefde te delen, kwam de pan uit de vaatwasser nogal krachtig op het werkblad terecht. De man die ze les ging geven, ene Theo, zou op de avonden komen als zij aan het werk was. Deze reactie was té kinderachtig. Bovendien was het verraad aan haar moeder. Het was toch verraad als ze de voorkeur gaf aan de rustige manier waarop Marie moederde? Cox was op twee manieren beschaamd over zichzelf.
Peter reageerde op de klap. ‘Kan het een beetje rustiger, daar, in dat hoekje?’
Niemand mocht weten wat ze zojuist had gedacht. ‘Even kijken of jullie nog wakker zijn.’
Tijdens een gesprek met Bob en Corrie van Veen over school en studeren, wierp Cox ertussen dat Marie inmiddels een tweede cursist had gekregen.
‘Wacht even, een tweede?’ zei Bob, ‘Ik mis een stukje. Die Franse dame geeft les?’
Cox legde uit hoe Marie benaderd was door de moeder van Lonneke, omdat die er zo belabberd voor stond met Frans. Dat had geleid tot een tweede cursist: een man die zijn zakelijke Frans wilde bijspijkeren voordat hij naar Parijs ging.
Als ze nu maar leuk Marie’s capaciteiten in lesgeven naar voren schoof, dan raadden de Van Venen nooit welke giftige gedachten dat bij haar gegeven had.
Corrie merkte op: ‘Och, meiske, het is wel veranderd bij jullie thuis. Neem me niet kwalijk dat ik het zeg, maar daar had je moeder nooit het geduld voor opgebracht.’
‘Nee,’ Cox loosde een zucht, die uit haar tenen kwam, ‘mijn moeder kwam altijd net terug van een afspraak of ze ging er juist heen. Marie is dag en nacht verschil met mijn moeder.’
Corrie had Annet nog op haar netvlies. Flamboyant, frivool, uitdagend en wispelturig. Het beeld dat Cox van de Franse Marie schetste was nagenoeg het tegenovergestelde. Uit de verhalen had ze wel begrepen dat de Française thuis was als Cox dat ook was.
Corrie had het niet gezegd om ontboezemingen uit te lokken. Het was maar gewoon een praatje.
Cox had niet het flauwste idee wat ze weggaf toen ze zei: ‘Van Marie kan ik op aan. Die heeft tijd en aandacht voor mij.’
Tussen Bob en Corrie flitste een blik van verstandhouding over en weer, die Cox miste omdat ze in haar tas zocht naar haar Labello-stiftje.
De Van Venen hadden Annet leren kennen als oppervlakkig en vlinderachtig. Zolang iets binnen de reikwijdte van haar aandacht viel, ging ze er volledig voor. Daarentegen getuigde het gemak waarmee ze personen, activiteiten en ideeën liet vallen van een onderontwikkeld verantwoordelijkheidsgevoel. Bob en Corrie gaven voor zichzelf toe dat ze Annet niet echt goed hadden gekend, maar hun oordeel over haar kwam overeen met dat van andere mensen die haar ook hadden meegemaakt als de dochter van de paviljoen-uitbaters.
Als bij stilzwijgende afspraak zeiden ze niets dat Cox’ moeder in een kwaad daglicht kon stellen. Ze beseften wel dat Cox via andere bronnen kon uitpuzzelen hoe haar moeder in elkaar had gestoken. Dat konden ze niet voorkomen. Ze wilden daar zelf niets aan toevoegen.
Indringende vragen van Cox moesten echter beantwoord worden. Dat moest dan maar omzichtig gebeuren, zonder het al te veel kleur en lading mee te geven.
Cox genoot ervan om in het kneuterige keukentje in het strandhuis koffie te zetten, waarvoor het water eerst op een gaspitje werd gekookt. Het was iets wat ze Corrie graag uit handen nam. Staand voor het enige raam dat het houten bouwsel kende, fantaseerde ze dat huisje van haar was. Wat zou ze veranderen? Wat zou ze behouden? Het was leuk om zo, vanachter het blauw-wit geblokte gordijntje, bijna ongezien, het strandleven gade te slaan.
Corrie rommelde om Cox heen om kopjes, suiker, melk en koekjes op een dienblad te zetten. In gedachten maakte ze nog andere vergelijkingen. Niet alleen was er een wereld van verschil tussen de vrouwen die de zorg voor Cox hadden. Cox zelf was een heel ander meisje dan haar moeder was. Cox, het appeltje, was een eind van de boom weg gerold. Net zo blond, dezelfde slanke bouw als haar moeder, haar gezichtje was een kopie van Annet’s knappe smoeltje, maar wat een ander karakter zat erin. Het jonge meisje was een denkertje. Introvert, waar haar moeder altijd de aandacht trok met haar levendige uitbundigheid. Ze was altijd alleen. Corrie’s eigen kinderen brachten altijd een stoet vrienden mee. Dit meisje stelde zich ermee tevreden om in het strandhuisje koffie te zetten. Tot zoiets burgerlijks had Annet zich nooit verlaagd. Die was ook vaak op het strand te vinden geweest – dat moest Cox dan van haar moeder hebben – maar vanaf haar pubertijd hing er onveranderd een zwerm jongens om haar heen.
Corrie schudde haar hoofd. Er was geen vergelijking te maken. Wie kon voorspellen hoe een kind zich handhaafde na de dood van zijn of haar moeder. De Van der Lindens hadden geluk gehad dat Marie haar intrede had gedaan. Zij hield vader en dochter bij elkaar.
Bijna ontglipte Corrie de vraag: ‘Hoe is het met je vader?’ Ze hield hem nog net binnen. Hoe verging het een weduwnaar een paar maanden na de dood van zijn vrouw? Dat kon ze de dochter niet vragen. Wat ze nog van Beschier voor zich had, was zijn rijzige gestalte, zijn trage, afwezige glimlach. Hij was niet snel met antwoord geven, leek elk woord af te wegen. Hij sprak weloverwogen en geen woord teveel. Waar zijn vrouw uitblonk in uiterlijk vertoon, hield Beschier alles binnen. Op en top een bescheiden Zeeuw. Gewoon was voor hem gek genoeg. Hij was als antiquair al behoorlijk bekend en succesvol in het vak, waarin hij zijn vader gevolgd was. Niet voor niets was de antiekzaak van Groenewegen aan de Norbertijnenstraat zo gauw verkocht. Beschier liep niet te koop met zijn talenten. Onder dat beheerste uiterlijk zat echter meer. In de antiekbranche kwam je er niet met alleen eenvoud.
Opeens had Beschier zijn intrede in het mondaine Bergen gedaan. Corrie herinnerde zich die zomer nog. De jonge Van der Linden was knap, maar er waren wel knappere binken rondom Annet te vinden. Zijn kalme oogopslag stak vreemd af bij de blikken van haar aanbidders, die naar keuze werelds of zwoel waren. Beschier kwam nogal onverstoorbaar over. Hij trok zich niets aan van de Bergense gedragscode. Bij Annet, blond Bergens meisje, was die verwaandheid een tweede natuur geworden.
Het gebrek aan interesse van Beschier’s kant deed Annet’s vastbeslotenheid oplaaien. Niemand weerstond haar. En hij wel? De geboden aandacht van haar fanclub was niet langer boeiend. Ze wilde de aandacht van de Zeeuw. Het offensief werd ingezet, Annet ging op rooftocht. Beschier werd verleid en ingesponnen. Met alle overdadig aanwezige charmes, met gevatte antwoorden, met smoorverliefde blikken. Annet kreeg wat ze wilde. Ze trouwde met Beschier.
Wat Corrie en Bob niet zelf hadden gezien, was hun wel verteld door de andere vaste strandgasten. Hun beeld was gevormd op basis van hun eigen waarnemingen en willekeurige brokjes informatie over de romance van het jaar die zich in het paviljoen afspeelde. Corrie vroeg zich af wat Annet haar dochter had verteld over de verkeringstijd met haar vader. Klonk de triomf door in dat verhaal, of was de glans er na zoveel jaar afgesleten?
Dochters vroegen hun moeder daar immers naar? Daarentegen konden ze wel eens heimelijk zijn als ze verliefd waren. Niet elk vriendje werd meteen met trots voor het voetlicht van de familie gebracht. Dat was iets wat meer bij Cox hoorde. Zij was een meisje van diepe gevoelens, die ze, volgens de Zeeuwse aard van haar vader, onder de oppervlakte hield.
Toch leek het Corrie veilig om te vragen: ‘Heb je een vriendje, Cox?’
Jean-Michel was altijd in haar gedachten, maar nu eens op de voorgrond, dan weer op de achtergrond. Door Corrie’s vraag werd zijn beeld heel helder voor haar geest gebracht. Ze schrok ervan.
‘Nee, geen vriendje, maar…’ Ze maakte de zin niet af.
Corrie vulde hem aan. Het lag voor de hand. ‘Maar je bent wel verliefd.’
‘Ja,’ Het was moeilijk om toe te geven, omdat ze dat niet eerder gedaan had. Ze sprak nog wel eens met Marie over de vakantie in Frankrijk en Jean-Michel, maar in die gesprekken ging het nooit over haar gevoelens voor hem. Zelfs voor Marie had ze het verborgen gehouden. Corrie overviel haar met de vraag. Onverhoeds had ze iets van haar geheim laten glippen. ‘maar…’
Ze hoefde Corrie niet zoveel te vertellen. Die had twee volwassen dochters, die in hun pubertijd alle schakeringen van verliefdheid hadden meegemaakt. ‘Je bent moeilijk verliefd?’
Cox keek op. Bestond er zo’n makkelijke definitie van zoiets moeilijks? Want ze wist niet hoe Jean-Michel over haar dacht. Hij woonde te ver om haar vriendje te kunnen zijn. Haar verliefdheid rustte op zulke vage fundamenten. Hoop op een relatie met Jean-Michel bestond niet. Die werd door de afstand buitengesloten. Ze had hem eind april leren kennen en hem twee weken meegemaakt. Het was genoeg geweest om haar verliefdheid tot volle omvang te laten uitgroeien. Sindsdien had ze niets meer van hem vernomen. Vanuit Frankrijk kwam geen enkel levensteken. Ze durfde hem niet te bellen of een brief te schrijven. Ze zou de verliefde toon uit haar brieven moeten houden om niet verkeerd over te komen. Behalve dat wist ze niets te schrijven. Als hij haar brieven niet beantwoordde, gaf hij daarmee blijk van het feit dat hij niet meer in haar geïnteresseerd was. Dat zou haar correspondentie belachelijk maken. Ze schreef dus maar niet, hoewel ze snakte naar informatie over haar mooie, Franse lief.
Het enige wat ze van Jean-Michel bezat, waren een paar foto’s en herinneringen. Cox wist wel dat ze tegen beter weten in naar hem verlangde, maar het was niet te stoppen. Een verliefd hart had niets te maken met afstand of omstandigheden. Het zocht zijn eigen weg. Als ze op de duintop stond te wachten tot ze werd opgehaald door Marie, wist ze dat hij dezelfde maan kon zien als zij. Dat stemde haar gelukkig. Dat verbond hen.
‘Ik ben moeilijk verliefd, ja. Hou het daar maar op.’ De woorden kwamen er gelaten uit. Het was voor Corrie genoeg om het onderwerp te laten rusten. Het was ook genoeg om een sfeer van allesomvattende eenzaamheid te scheppen, die Corrie deed huiveren. Ze liet Cox niet merken dat ze medelijden met haar had. Het meisje stond binnen handbereik. Ze kon een arm om haar heen slaan, maar Cox was onbereikbaar.
Beschier wist dat hij vragen kon verwachten. Zijn dochter had de agenda’s van zijn vrouw in haar bezit gehouden. Omwille van de herinneringen, zei ze. Wie was hij om iets aan te merken op de manier waarop zij haar verdriet beleefde? Hoe ze dat verwerkte? Hij besefte dat de aanwezigheid van Marie de nodige moeilijke vragen bij hem weghield. Vragen over meisjesdingen, bijvoorbeeld. Daar zou hij zich geen raad mee weten. Gelukkig was de Française een geduldige vrouw, die het niet erg leek te vinden om lekker te kletsen met zijn kind en op die manier onopvallend allerlei zaken met haar te bespreken. Het was onvermijdelijk dat er vragen kwamen die alleen hij kon beantwoorden. Het was niet meer dan logisch dat Cox ontbrekende informatie over Annet’s verleden wilde aanvullen. Ze had recht op de antwoorden. Zijn gesloten natuur weerhield hem ervan uit zichzelf naar Cox toe te gaan en met haar te praten. Hij vond dat bovendien niet passend.
In de jaren van zijn huwelijk had hij zich een houding eigen gemaakt, die zijn persoonlijk gevoelsleven naar de achtergrond drukte. Op die manier vloeide er weinig aandacht naar hem toe, maar Beschier had zich daarin nogal comfortabel geschikt. Hij was toch al niet zo’n extraverte man. Hij gaf geen blijk van zijn ware aard. Door deze houding, dat had hij wel gemerkt, behandelde zijn omgeving hem ook als niet zo interessant. Zijn plekje in de schaduw beviel hem goed.
Al was zijn aanwezigheid niet erg nadrukkelijk, hij nam veel in zich op. Hij reageerde er alleen niet op. Om niet gekwetst te worden, hield hij veel voor zichzelf. Het was een karaktertrek geworden. Het kon zijn dat de veranderde omstandigheden een andere aanpak vereisten, maar hij vond het te moeilijk om zichzelf te veranderen. Daarbij had hij ook nog met vreemde, nieuwe emoties te maken. Hoezeer hij ook was aangedaan door Annet’s dood, hij merkte nu, een aantal maanden erna, dat, wat vroeger als regel gold, nu niet meer opging. Beschier was te kies om voor zichzelf toe te geven dat dat een soort bevrijding was. Zo ging je immers niet om met de nagedachtenis van je vrouw.
Hij was weinig communicatief van karakter. Het zou jammer zijn als hij daarmee zijn kind te kort deed. Hij nam zich voor niet ongeduldig te worden als Cox met haar vragen kwam. Dat was het minste wat hij kon doen.
Sinds kort ging Cox om met de Van Venen. Beschier herinnerde zich het Amsterdamse echtpaar nog. Al jaren voordat hij zijn entree maakte op het Bergense toneel, zo was hem verteld, hadden Bob en Corrie een vast plekje op het strand. Hartelijke mensen, bij wie iedereen altijd welkom was. Zij kenden de familie Van Haasteren al vanaf dat Annet een meisje was. Het kon niet uitblijven dat Bob en Corrie verhalen over vroeger uitwisselden met Cox. Dat haar nieuwsgierigheid daardoor aangewakkerd werd, was een logisch gevolg.
Beschier wachtte het moment af tot zijn dochter met haar vragen kwam. Hij kon alleen maar hopen dat zijn antwoorden bevredigend waren.
Het moment en de vraag overvielen hem.
Het was tijdens de maaltijd. Het avondeten, onveranderlijk met aandacht en liefde bereid door Marie, was iedere dag even smakelijk. Iets waarvan Beschier steeds meer genoot en naar uitzag. In stilte.
‘Papa, hield jij van mama?’ vroeg Cox, tussen twee happen van de heerlijke cassoulet door.
Vanuit zijn ooghoek zag hij de geschokte reactie van Marie, die verward haar servet naar haar lippen bracht. Hij schrok van de nietsontziende directheid van Cox’ vraag, maar hij beheerste zich. Hij vond de vraag ongepast, omdat Marie erbij zat, maar daarover zei hij niets. Dat kon weer niet tegenover Marie. Het stond zijn dochter vrij vragen te stellen en hij herinnerde zich op tijd zijn voornemen.
‘Ja…ja, natuurlijk hield ik van mama…’ Het verbaasd optrekken van zijn wenkbrauwen moest de waarom-vraag uitdrukken, maar Cox was niet gevoelig voor die subtiele aanpak.
Ze hoorde de overbekende afwezige klank in zijn stem. Natuurlijk zei hij dat hij van mama had gehouden. Dat gaf de minste discussie. Door haar vraag als een slaghout te gebruiken, hoopte ze iets open te breken, maar haar vader hapte niet. Het interesseerde hem niet. Haar wereld raakte de zijne niet eens.
Ze richtte haar aandacht maar weer op haar bord. Verder vragen had, zeker nu, geen zin.
Ze schoot er niets mee op.
Cox stelde haar vraag op een botte manier, op een ongepast moment, maar niettemin indringend. Met het antwoord kwam ze evenwel niet veel verder. Zelfs als haar vader op overtuigende toon had verkondigd dat hij Annet had liefgehad, had hij de vreemde, nieuwe en wankele gevoelens toch niet kunnen wegnemen. Cox was er altijd vanuit gegaan dat haar ouders van elkaar hielden, als ze daar nog eens over nadacht. Het was niet nodig geweest om haar vader daarover zo aan te vallen. Ze had zichzelf in de val laten lopen. Haar manier van vragen, haar invalshoek, was verkeerd geweest. Nu moest ze weer helemaal opnieuw beginnen. Ze had niet meer gedaan dan een bevestiging vragen èn gekregen. Maar de twijfels die in haar groeiden, waren subtieler. Ze waren moeilijker te vatten. Het was begonnen door wat ze van Bob en Corrie had gehoord. Ze kon er de vinger niet op leggen. Zolang Annet nog leefde en zowel haar moeder als Beschier’s vrouw was, had Cox in het volste vertrouwen geleefd dat er niets aan de hand was. Nu waren er barsten in dat beeld gekomen. Cox had argwaan gekregen over het huwelijk van haar ouders. Het was moeilijk, bijna eng om te ervaren dat herinneringen bijgesteld konden worden.
Cox had haar eigen herinneringen en omdat haar moeder niet meer leefde, kwam daar niets meer bij. Dat was een afgesloten gedeelte. De Van Venen uitten nooit een onvertogen woord over Annet, over niemand trouwens. Toch schetsten ze beelden. Onwillekeurig was Cox gaan vergelijken wat ze zelf wist met wat de Van Venen haar vertelden.
Herinneringen hadden een geheel eigen betekenis, had Cox geleerd. Sommigen brachten zelfs vreugde, al betroffen ze personen die niet meer bestonden. Zéker dan waren ze een houvast. Des te wranger was het om te merken dat het in het geval van Annet, haar bloedeigen moeder, niet meer opging.
Haar eigen herinneringen hield ze voor de betrouwbare en rotsvaste waarheid, maar nu liet de twijfel zich niet meer het zwijgen opleggen en daar wilde Cox niet aan. Aardverschuivingen, had ze haar ervaringen genoemd in haar schriftje: ik heb de ene nog niet achter de rug, of ik krijg de volgende over me heen…
Beschier liet het erbij, als ze toch niet met verdere vragen kwam. Hij vreesde een moment dat ze zou vragen of hij ook wel van haar hield. Dat gebeurde niet. In dat geval had hij haar natuurlijk kunnen gerust stellen. Ze was zijn lieve meid.
Voor het goede fatsoen deed Marie of er niets gebeurd was, maar inwendig werd ze verscheurd. Dit was geen toneel, dit was echt. Dat maakte het zo verschrikkelijk. Wat hier gebeurde, sprak van schrijnende eenzaamheid. Van onoverbrugbare misverstanden. Wat ze hier zag, waren twee verwaarloosde mensen. Ze at haar bord leeg, met haar keurige tafelmanieren en zei weinig. Ze was te zeer onder de indruk van wat ze net had meegemaakt. Haar hart ging uit naar zowel de dochter als de vader. In haar hoofd groeide een plan van aanpak. Dat plan greep dieper dan haar aanvankelijke voornemens en dat was hard nodig ook.
Marie was de laatste tijd wat vaker in Beschier’s nabijheid geweest dan in de maanden daarvoor. Ze had hem daardoor wat beter leren kennen, zij het dan op zakelijk gebied. Het schrijven van de prijskaartjes was de aanleiding geweest. Marie had tot dan toe niet veel met de winkel te maken gehad. Nu ze was gevraagd om er binnen te komen, moest ze de zaak wel aandacht geven. Het verraste haar niet echt dat ze er zich al gauw op haar plek voelde. Het was – zij het dan met een aanzienlijk aantal jaren ertussen – min of meer een verlengstuk van haar studie en persoonlijke voorkeur: kunstgeschiedenis. Haar belangstelling was oprecht en haar kennis borrelde weer op. Ze was steeds vaker in de winkel te vinden.
Beschier maakte er een opmerking over: ‘Je weet opvallend veel van antiek, Marie. Waar komt die kennis vandaan?’
Ze legde hem uit dat ze, naast Frans, ook kunstgeschiedenis gestudeerd had.
‘Was je voor de klas bestemd, Marie?’
‘Ooit, ja.’ Ze glimlachte er wat meewarig bij. Bij het oprakelen van dit stukje van haar verleden kwamen altijd zoveel gevoelens naar boven. ‘Maar het liep anders.’
‘Het lijkt er nu toch op dat je terugkeert naar je oorspronkelijke bestemming.’
Voordat ze begon met het lesgeven, had ze Beschier daarvoor om toestemming gevraagd. Als hij er niet van gediend was, dat vreemden om die reden zijn huis betraden, moest ze omzien naar een andere oplossing. Hij deed er niet moeilijk over, maar hij wilde geen cursisten in de woonkamer of de keuken. De leegstaande slaapkamer mocht voor de lessen gebruikt worden, stelde hij voor.
‘Inderdaad, ja…’ Marie verzonk in gedachten. ‘Een terugkeer via een hele lange omweg.’
Beschier’s belangstelling voor het onderwerp verflauwde alweer, maar dat was niet erg. Als zij wat op de achtergrond bleef, paste dat beter bij haar oorspronkelijke plan: de schade herstellen die het gezin had geleden door het verlies van de moeder en de band tussen vader en dochter verbeteren. Het samenwerken in de zaak hielp daarbij.
Voorlopig was zij boodschapper tussen vader en dochter. Het ging er dan wel om dat ze de juiste boodschappen over bracht. Dat kon alleen maar door beide gezinsleden nog beter te leren kennen.
Voor Cox had ze andere plannen. Voor het meisje was meer nodig dan alleen een overbrugging naar haar vader. Nadat ze getuige was geweest van de kleine, opstandige confrontatie die Cox richting haar vader uitvoerde, wist Marie wat haar te doen stond.
Het kind had bevestiging nodig, stevige grond onder haar voeten. Zij zag wel een manier om die te geven.
Concreet kwam het erop neer dat ze Cox wilde meenemen om te gaan winkelen. Aan die maatregel zou ze zelf ook nog plezier beleven. Wat zou het leuk zijn om haar kleintje in leuke lingerie te steken. Dan een nieuwe garderobe uitzoeken waarin ze naar school kon. Schoenen, niet te vergeten, en leuke accessoires. Om het af te maken zouden ze een bezoek aan de kapper brengen. Cox’ haar begon te krullen. Als het in laagjes geknipt werd, kwam de krul nog beter uit. Ze was het aan haar mooie haar verplicht om het goed te laten knippen.
De kleding en de kappersbeurt waren bedoeld om Cox het idee te geven dat ze er zijn mocht. Als het meisje bedenkingen had over haar lichaam en haar uiterlijk, dan konden de nieuwe garderobe en het kapsel haar op dat gebied geruststellen.
Marie hoefde bij deze exercitie niet uit te leggen wat de achtergrondgedachte was, maar de uitwerking zou zijn doel niet missen.
In zichzelf glimlachend, besloot ze dat het niet bij één keer hoefde te blijven. Winkelen met Cox: daar kon ze zelf ook plezier aan beleven.
Dat was één manier. Deze was duidelijk en welsprekend. De subtielere gebieden, de diepere lagen die Cox’ emoties vormden, waren minstens net zo belangrijk. De aanval op haar vader had in zijn botte directheid heel veel duidelijk gemaakt. Haar wereld wankelde. Door haar leeftijd was ze al in een moeilijke fase beland. Daar hoefden niet eens schokkende gebeurtenissen bij te komen om het intens te maken. In Cox’ leventje was dat wel gebeurd. Het was zonneklaar dat ze nog steeds niet overweg kon met het gemis van haar moeder. Er was zoveel dat Cox een plaats moest geven. Ze worstelde met een eindeloze stroom vragen. De hamvraag had ze over tafel geslingerd naar haar argeloze vader.
Marie had vertrouwen in haar eigen karakter. Ze was rustig en evenwichtig van aard. Dat moest voor zich spreken. In Cox’ turbulente gevoelsleven wilde Marie het anker zijn. Dat liet zich niet dwingen. Pubers zochten hun zekerheid niet per definitie bij ouders of verzorgers. Marie kon niet meer doen dan Cox met haar kalme aanwezigheid overtuigen. En het beste ervan hopen.
Tegen het einde van juli was Marie vijf maanden verbonden aan het huishouden van Beschier van der Linden. Toen ze haar entree maakte, wist ze dat ze bij een gezin in de rouw binnenkwam. Het lag niet in de aard van de vader besloten om haar in te wijden in het werk dat ze geacht werd te doen. Van het meisje mocht dat ook niet verwacht worden, gezien haar leeftijd. Door de droeve omstandigheden hadden ze wel wat anders aan hun hoofd. Marie had het zelf uitgeplozen. Ze had zoveel mogelijk naar zich toegetrokken. Nu draaide ze mee als een volledig lid van het gezin. Er werd op haar gerekend: voor het eten, voor de was, voor het schoonmaken. Nadat hij had ontdekt dat antiek binnen Marie’s interessesfeer lag, liet Beschier de winkel aan haar over als hij naar een klant ging, zodat hij niet zo vaak hoefde te sluiten. Sinds het begin van de zomervakantie had ze een leerling, die twee keer in de week voor de Franse les kwam. Theo, de zakenman, wilde zo vaak komen als mogelijk inpasbaar was.
Marie kreeg steeds meer te doen en ze genoot ervan. Ze hield zichzelf voor dat ze, ondanks de toenemende drukte, niet de hoofdzaak uit het oog mocht verliezen. Dat was Cox. Het meisje moest haar eerste zorg blijven. Het was leuk dat ze zoetjesaan steeds meer om handen kreeg, maar het mocht niet uitmonden in een glansrol. Cox door haar puberteit heen begeleiden op weg naar gezonde volwassenheid, was van het eerste belang. Niets was belangrijker dan kinderen. Zij had Cox onder haar hoede gekregen en ze was vast plan goed voor het meisje te zorgen.
‘Cox, liefje,’ begon Marie, toen Cox geeuwend en nog in haar nachtpon in de keuken verscheen om een kop van de nieuw ontdekte en intussen zeer geliefde cappuccino klaar te maken. ‘we moeten een middagje inplannen om naar Alkmaar te gaan.’
‘Oh ja?’ Ze krabde eens lekker in haar haar. ‘Waarom?’
‘Omdat je nieuwe kleren nodig hebt voor het komende schooljaar. Om schoolspullen te kopen. Misschien plakken we er ook nog een bezoekje aan de kapper aan vast. Nou, noem maar op; daarom moeten we naar de stad.’
‘Zal wel…’
‘Mais alors,’ Marie werd totaal niet ontmoedigd door dit gebrek aan enthousiasme. Ze gooide het simpelweg over een andere boeg. ‘je gunt me toch wel een middagje winkelen?’
Nu had ze Cox te pakken. Die lachte één van haar mooie, trage glimlachjes en zei: ‘Goed, hoor, als ik jou daarmee een plezier doe.’
Marie maakte Cox’ ongekamde haar nog meer in de war. ‘Trek je agenda, dan leggen we het meteen vast!’
Augustus verschilde van juli. Cox zag het aan de nachtelijke duisternis. Met de voorlaatste week van de schoolvakantie brak ook de nieuwe maand aan. Als ze nu op de top van het duin stond te wachten, na afloop van haar werk in het paviljoen, zag ze niet langer die lichtende rand boven de horizon. De nacht was niet langer diepblauw van kleur, maar een tint dichter bij zwart. Op maanloze nachten was niet meer te zien waar de zee ophield en waar de hemel begon. Het donker begon dan al bij de branding. Het schuim op de golven lichtte een beetje op, maar dat was alles. Donker boven en beneden.
Zodra ze klaar was met werken, belde ze naar huis. Het was steevast Marie, nooit haar vader, die haar ophaalde. Cox kende Marie inmiddels goed genoeg om te weten dat ze Beschier niet eens de kans gaf om in de auto te stappen. Haar vader zou daar verder geen woorden aan vuil maken, zo kende ze hem ook wel.
Op de boulevard doemde de BMW op. De zwarte lak was eventjes zichtbaar toen de wagen onder een lantaarnpaal door reed. Als de koplampen niet aan waren geweest, zou de donkere wagen opgegaan zijn in de duisternis. Het was slechts een donkere vorm, een silhouet.
Marie, op haar beurt, zag een silhouetje van de duintop afkomen. Aan de zucht die Cox ontsnapte, toen ze plaatsnam in de auto, hoorde Marie dat ze moe was. Dat was niet zo vreemd, nu ze een week achter de rug had, waarin ze op zes dagen stond ingeroosterd.
Cox was geen klager, maar Marie voelde wel met haar mee.
‘Zo, die zware week zit erop, he?’
Cox knikte. ‘Ja, volgende week vier avonden.’
‘Maar beter ook, anders begin je uitgeput aan je nieuwe schooljaar.’
‘Nou, Frans heeft gevraagd of ik tot het eind van het strandseizoen kan blijven.’
‘Dat zal ik met je vader moeten bespreken.’
‘Dat kan ik zelf wel doen, Marie. Je bent mijn…’
‘…moeder niet. Nee, inderdaad. Maar wel jouw verzorgster. Dat zet mij op dezelfde lijn als jouw vader.’
Het stoplicht stond op rood. Dat gaf Marie de tijd om Cox zeer indringend aan te kijken.
Cox, vanuit haar onderuitgezakte houding, keek terug. ‘Sorry, hoor.’
‘Luister, meisje, je bent aan mijn zorgen toevertrouwd. Dat is een taak die ik heel serieus neem.’
Door de toon die Marie aansloeg, leek het meer een verplichting, dan iets wat ze van harte deed.
Zelfs Cox wist dat dat bezijden de waarheid was, maar ze was niet van plan die stellige klanken te verzachten met vriendelijkheid. ‘Dat is duidelijk, ja.’
Marie zag in dat ze verkeerde toon had aangeslagen. ‘Ik geef heel veel om je, Cox. Maar door de plaats die ik inneem kan ik niet alleen maar je vriendinnetje zijn.’
‘Je hebt je punt gemaakt, hoor. Bespreek het maar met mijn vader.’
Marie schudde het hoofd. Dit gesprek liep verkeerd. Zo kwaad had ze het helemaal niet bedoeld. Ze wilde duidelijk maken hoe ze in haar gevoel stond tegenover Cox. Terwijl ze schakelde, keek ze nog eens snel in het naar haar opgerichte gezichtje. Na de knipbeurt van een week eerder krulde Cox’ blonde haar nog uitbundiger op haar voorhoofd en langs haar oren. Een warme golf in haar binnenste bracht de woorden omhoog en het moest maar eens gezegd worden: ‘Ik… ik hou van je.’
Na de schoolvakantie mocht Cox in de weekends blijven werken in ‘Het Seizoen’, op voorwaarde dat haar leerprestaties er niet onder leden. Marie hield de cijferkaarten wekelijks in de gaten. Er viel niets op aan te merken. De weken gingen snel. Het strandseizoen liep af. Daarmee hield haar baantje op, maar het betekende wel dat de herfstvakantie voor de deur stond en daarmee de trip naar Bordeaux. Als ze aan het weerzien met Jean-Michel dacht, kon ze haar zenuwen zowat niet meer bedwingen.
Voordat ze met Marie op de trein stapte, had ze geholpen bij het afbreken van het strandpaviljoen. Op een stormachtige zaterdag in oktober was het voltallige personeel aanwezig om het inventaris in te laden en de strandtent te onttakelen. Cox wist heel goed dat het paviljoen in opslag het volgende voorjaar afwachtte. Ze had het alleen nog nooit meegemaakt.
Het liet een verdrietig gevoel bij haar achter. Van alle levendigheid, die er zich zes maanden lang had afgespeeld, bleef niets over dan een aantal staande palen in het zand. Het was een troost dat het café over een half jaar weer zou verrijzen.
‘In de winter moet het hele zootje geschilderd worden.’ Om boven de wind uit te komen, moest Frans schreeuwen. ‘Wil je daar ook een paar weekends bij helpen, Cox? Mag ik op je rekenen?’
‘Ja!’ Ook zij schreeuwde tegen het gebulder in. Voor het geval ze er niet bovenuit kwam, knikte ze erbij. ‘Je hebt mijn telefoonnummer!’
Cox wilde de trein wel sneller laten gaan. Des te eerder was ze bij Jean-Michel. Waarom duurde reizen toch zo stom lang? Ze had een boek mee om het wachten te bekorten, maar ze was veel te ongedurig om te lezen.
Marie zag het gebeuren, maar ze zei er niets over. Ze wist wat de oorzaak van Cox’ agitatie was. Die verlangde naar haar neef. Als het weerzien met Jean-Michel haar kleintje zoveel vreugde verschafte, was zij daar ook blij om. Keek Cox ook al zover vooruit dat ze het afscheid voor zich zag? Marie dacht van niet. Ze maakte zich zorgen over het verdriet dat Cox daarom zou hebben. Het had echter weinig zin om het daar nu over te hebben. Dat bedierf de pret.
Marie had andere dingen aan haar hoofd. Ze had een zomer achter de rug, waarin ze, op de lange, rustige avonden als Cox werkte, allerlei plannen had uitgewerkt. Het was allemaal begonnen met Lonneke, die voor bijles in Frans bij haar was gekomen. Daarna de zakenman, die inmiddels een succesvolle businesstrip achter de rug had. Hij had Marie daarvoor nog bedankt. Dat had bij Marie een oud verlangen aangewakkerd. Ze had zoveel plezier in het lesgeven dat ze ermee wilde doorgaan. Maar wachten tot er weer eens iemand kwam, die een paar lessen nodig had, was niet de manier. Gaandeweg had ze een schema uitgedacht. Een lesplan van twintig weken, met van week tot week de stof die ze wilde behandelen. Ze dacht aan de vorm van een avondcursus voor belangstellenden. In eerste instantie zouden de lessen bestaan uit het verbeteren van Frans spreken, begrijpen, lezen en schrijven. Later wilde ze daar wat kunstgeschiedenis doorheen mengen. Hoe langer ze erover nadacht, hoe leuker het lesprogramma werd. Ze was inmiddels al bezig het lesmateriaal te ontwikkelen.
Beschier ontdekte die plannenmakerij toen hij Marie op een zomeravond in de tuin aantrof. Ze maakte aantekeningen in een schrijfblok.
In het gesprek dat daarop volgde, ging Beschier onmiddellijk mee in haar plannen. Dat was opmerkelijk, omdat hij er zelf geen belang bij had, maar – zo bedacht Marie zich later – ondernemen begreep hij. Ze zaten onmiddellijk in een levendige dialoog, waaruit nog meer plannen voortkwamen. Marie vroeg zich af hoe ze aan cursisten moest komen. Netwerken, zei Beschier. Praat eens met de barones, die kent veel mensen.Vraag voor een proefles alle buren en kijk eens hoe het bij hen valt. En de locatie dan, bedacht ze. Als het een groepje werd, kon het niet meer op de slaapkamer, waar ze Lonneke en Theo had lesgegeven. Dat soort plekken zijn overal te vinden, ontzenuwde Beschier. Een klaslokaal, het zaaltje in de bibliotheek of in het bejaardenhuis. Hadden ze in de boekhandel niet een ruimte voor lezingen? Die werd ook weleens gebruikt voor vergaderingen? Hoe moet het met de administratieve bepalingen, bedacht Marie zich. Ook daarop wist Beschier een antwoord: ‘Daar laat ik mijn vriend Edward wel naar kijken.’
Verbaasd bleef Marie haar werkgever aanstaren. De verandering in de man was opmerkelijk. Enthousiast hielp hij de plannen van Marie vastere vorm te geven. Dit was een onbekende karaktertrek van hem. Ze hielp hem nu wat vaker in de winkel en kreeg steeds meer zicht op zijn zakelijke kant. Zelfs daarin had ze deze bevlogenheid niet eerder gezien. Ze kende zijn oplossingsgerichtheid niet. Dat was een ontdekking. Hij had haar met haar plannen voor de cursus echt geholpen. Ze voelde dat ze verder kon.
Hoog boven haar uittorenend stond Beschier naast de tuintafel, zijn armen wijd, de handpalmen omhoog gedraaid. ‘Nou?’
Marie lachte. De ongelooflijke verandering in Beschier kwam tot uiting in een positieve kracht. Met zijn constructieve bijdrage had hij haar nog vastbeslotener gemaakt en gesterkt in het idee dat het ging lukken. Nu stond hij daar, alsof dat voor hem de gewoonste zaak van de wereld was. Hij wachtte kennelijk alleen nog maar op een reactie die aangaf dat de plannen in daden werden omgezet. Om hem, en haarzelf, een plezier te doen, gaf ze die: ‘Waar wacht ik nog op, hè? Aan de gang!’
‘Precies.’
‘Dank voor je hulp, Beschier. Ik liep tegen een paar obstakels aan. Nu is er nog één ding wat me tegenhoudt…’
‘Dat begrijp ik niet. De inhoudelijke kant van de lessen lijkt mij veel ingewikkelder om op te stellen dan de organisatorische. En die heb je al zo goed als afgerond.’
‘Het gaat om Cox.’ wierp Marie ertussen. ‘Ik loop helemaal warm voor deze plannen, maar het mag niet ten koste van je dochter gaan.’
Beschier kreeg kippenvel, alsof hij onder een koude waterstraal werd gezet. Marie zat aan de tuintafel, haar armen gekruist over het schrijfblok. Opnieuw keek ze naar hem op. Haar donkere wenkbrauwen waren vragend opgetrokken. De vrouw die zijn huishouden op rolletjes liet lopen was van plan een nieuwe rol op zich te nemen. Daarmee had ze hem ook eventjes uit zijn gebruikelijke rol gehaald. Nu ze zo abrupt terugkeerde naar de gewone gang van zaken, merkte hij pas hoezeer hij had genoten van hun gedachtenwisseling. Hij had geen enkel belang bij Marie’s plannen, dat was juist het fijne eraan geweest. Zijn huishoudster advies geven, viel buiten zijn zakelijke besognes en buiten zijn emotionele kant. Het was heel plezierig om, zonder effectbejag, te laten zien wat hij waard was. Om te zien dat hij daarmee Marie blij maakte.
Hij was een kort moment omgeven geweest door een illusie. Marie trok hem weer in de gewone wereld. Beschier wilde het welzijn van Cox niet ontkennen. Hij was het ermee eens dat Marie dat voorop stelde. Hij waardeerde haar daarom.
Zijn handen verdwenen in zijn broekzakken, zijn schouders gingen omhoog, in verdediging. Hij kon het niet zeggen. Hij wilde het niet zeggen, maar het was een feit. Marie’s zorg strekte veel verder dan die van zijn overleden vrouw. Marie wist precies wat er speelde in het huishouden, ze wist waarmee Cox bezig was op school. Ze was beter op de hoogte van wat er zich in het hartje van zijn kind roerde. Zijn huishouden liep op rolletjes door de Franse vrouw. Ze deed niet anders dan blijk geven van een integere en diepe betrokkenheid. Waar het op zijn dochter aankwam, kon Beschier niet boven Marie uit.
‘Ik…eh…’ Beschier haperde. Hij wilde de waarheid geen geweld aandoen, maar hem ook niet prijsgeven. ‘Ik ben ervan overtuigd dat je een manier zult vinden om het één met het ander te laten samengaan.’
Alleen Marie’s wenkbrauwen bewogen. Van vragende boogjes werden het golfjes van verbazing. ‘Je geeft me de vrije hand?’
Beschier was man genoeg om zich niet prettig te voelen bij het idee dat hij overvleugeld werd.
‘Helemaal niet! Jouw cursus komt na mijn warme maaltijd om zes uur! En wat dacht je van mijn schone overhemden?’
Hij liep weg. Marie gooide lachend haar balpen tegen zijn rug. ‘Je kunt dat niet serieus menen!’
Beschier was ontnuchterd. Hoe stimulerend het gesprek met Marie ook geweest was, hij moest zich er niet meer mee bemoeien. Dit was Marie’s ding. Hij moest het bij haar laten, haar alle eer laten opstrijken. Geen hulp meer aanbieden. Ze moest het maar vragen als ze hulp nodig had. Ze woonde, werkte en leefde onder zijn dak. Het was bijzonder knap als ze binnen die nauwe kring iets eigens vond. Hij juichte het toe en trok zich terug.
Hoe dichter de trein bij Bordeaux kwam, hoe onrustiger Cox werd. Marie verheugde zich eveneens op het weerzien met haar familie, maar daar hing niet zo’n nerveuze lading omheen. De glimlach om haar mond gold haar zuster Angèle. Steeds als ze logeerde bij haar oudste zus, nam ze zich voor om contact te houden. Af en toe een telefoontje, een brief zo nu en dan, maar het kwam er nooit van. Pas als zich een volgend bezoek aandiende, belde Marie naar Bordeaux om te vragen of het gelegen kwam. Angèle en Hugo maakten er nooit een probleem van. Marie was altijd welkom en sinds afgelopen voorjaar strekte zich dat ook uit tot Cox.
In gedachten was ze al bij Angèle in de keuken. Ze zag het fornuis dat in een nis geplaatst was. Ze kon de soep al ruiken die daar zachtjes op stond te pruttelen. Koffie drinken aan de grote tafel, die als eettafel en werkblad dienst deed. Angèle kneedde er ook brooddeeg. Lekker blijven hangen om diezelfde tafel en kletsen. Een lekker wijntje bij de hand.
Marie’s glimlach verbreedde zich. Ze was nog geen haar wijzer dan Cox. Haar kleintje verlangde naar Jean-Michel, maar als hij in de buurt was, deed ze of hij haar onverschillig liet. Marie deed ongeveer hetzelfde als het om Emile ging. Doen alsof het haar niet interesseerde als Angèle iets over hem vertelde en ondertussen stiekem zoveel mogelijk informatie proberen los te krijgen.
‘Kijk eens, we boffen!’ Marie stootte Cox aan en wees. Het was niet Angèle die hen van het station afhaalde, maar Jean-Michel.
Marie’s neef liep wat heen en weer, terwijl hij wachtte, nonchalant spelend met de autosleutels. Hij lette niet op de reizigers die zich verspreidden. Cox haalde hoorbaar adem. Ze wist zich er met uiterste beheersing van te weerhouden om naar haar geliefde toe te rennen. Op het laatste nippertje herinnerde ze zich haar houding. Die moest koelheid uitstralen.
Marie riep. ‘Jean-Michel! Cousin!’
Hij keek op en kwam de richting van de beide dames uit. Voordat hij binnen gehoorsafstand kwam, merkte Marie op: ‘Nog knapper dan de vorige keer, nietwaar? En hij heeft zijn rijbewijs gehaald!’
Cox was maar wat blij met de Franse gewoonte om zelfs vage kennissen te zoenen. Ze werd meteen getrakteerd op een paar dikke pakkerds. Nog blozend ging ze op de achterbank zitten, vanwaar ze een prettig uitzicht had op het profiel van Jean-Michel.
Marie overstelpte haar neef meteen met talloze vragen. Cox merkte dat ze het nu veel beter kon volgen, ze hoefde niet ‘in te komen’, zoals in het voorjaar. Zij wilde weten hoelang hij zijn rijbewijs had en ze werd naadloos in het gesprek opgenomen.
De begroeting in het hoge huis in het centrum was net zo hartelijk. Angèle en Hugo smakten dikke klapzoenen op de wangen van de reizigers.
De koffers werden naar de kamers gebracht. Bij terugkeer in de keuken was het tijd om te eten en om een begin te maken met bijpraten.
Hugo vertelde dat de wijncoöperatie, waarvoor hij werkte, bezig was met het opzetten van een on-line winkel. Nu het internet zo’n opgang maakte, wilde het bedrijf niet achterblijven. Ze hadden een man aangetrokken die de webshop op poten moest zetten. Marie mocht raden wie.
Aan de verwachtingsvolle trek op de gezichten van haar zwager en zus, wist ze het meteen.
‘Emile Juppé…’
Hugo legde uit dat Emile al een aantal jaren geleden zijn baan als leraar had opgegeven en zich had gevestigd als bedrijfseconoom. In die hoedanigheid was hij nu verbonden aan het bedrijf van Hugo.
Angèle nam het over. ‘Hugo is goed bevriend geraakt met hem. Morgenavond vieren ze het verlovingsfeest van zijn oudste dochter. Toen Hugo vertelde dat jij naar Bordeaux kwam, vroeg hij ons je mee te brengen.’
‘Het lijkt me het leuk om Emile weer eens te spreken, maar dat is niets voor Cox.’
Jean-Michel mengde zich in het gesprek. ‘Ik heb ook een feestje. Mag ik Cox meenemen?’
Marie wees op haar neef als een wrekende engel. ‘Jongeman, je krenkt haar geen haar, anders zal ik je toch echt moeten vermoorden.’ Ze speelde zo overdreven de verzorgster dat iedereen lachte.
‘Vind je dat leuk?’ vroeg Jean-Michel aan Cox. Hij knipoogde.
Ze knikte. Ze wilde haar laatste cent geven voor zo’n buitenkans: bij Jean-Michel zijn zonder de oplettende ogen van Marie, Angèle of Hugo.
Cox had zich verkeken. Ze was weliswaar bij Jean-Michel, maar tegelijkertijd ook bij een stuk of veertig andere jongelui op het feest. Het kon niet zo zijn dat hij elke minuut van de avond bij haar bleef. Ze voelde zich behoorlijk verloren. Hoe moest ze zich een houding geven? Dit was dus de buitenkans waarvan ze zich zoveel had voorgesteld.
Juist die gedachte was haar redding. Ze was hier nu, dus moest ze er wat van maken. Als ze zich stumperig gedroeg, vroeg Jean-Michel haar natuurlijk nooit meer mee, in deze week of tijdens toekomstige logeerpartijen. Er kwam een jongen op haar af, zo gauw Jean-Michel haar alleen liet om iets te drinken te halen. Cox was nerveus, maar ze voelde zich strijdbaar worden.
‘Tu es l’amie néerlandaise de Jean-Michel?’ De jongen trapte een open deur in, maar als hij dacht dat Jean-Michel’s Nederlandse vriendin verlegen zou knikken, omdat ze de taal niet machtig was, had hij het mis.
Jean-Michel kwam terug met twee glazen en ontdekte een lachende Cox, in gesprek met zijn studiegenoot Charles. Was dit dat verlegen meisje? Met hem en zijn familie knoopte ze gemakkelijk een gesprek aan, maar met vreemden? Dat had hij nog niet van haar gezien.
Hij overhandigde haar het glas en sloeg het tafereel eens gade. Ze was wel veranderd in haar uiterlijk. Er was iets met haar haar gedaan, waardoor haar gezichtje beter uitkwam. Ze gebruikte make-up, op een bescheiden manier. Hierin vermoedde hij de hand van zijn tante. Ze was beslist in haar voordeel veranderd. Onwillekeurig voelde hij iets van bewondering, nu hij zag hoe ze zich gedroeg, terwijl op de achtergrond dat grote verdriet nog altijd aanwezig moest zijn. Ze stond – met wat hij aannam dat zelfvertrouwen was – met zijn kameraad te praten. Ze stond er wel stoer bij, leek zelfs een beetje te flirten. Hij nam haar figuurtje op. Ze was behoorlijk lang en slank. Ongezien voor Cox rustte zijn blik eventjes op haar borsten.
‘Jij gaat veel met jongens om, zeker?’ vroeg Jean-Michel toen ze, in zijn moeders auto, naar huis reden.
‘Juist niet.’ ontkende Cox. ‘Hoezo?’
‘Had je niet in de gaten dat je Charles inpakte?’
Cox dacht hierover na. Had haar gedrag effect gehad? Dat was helemaal niet haar bedoeling geweest. Ze was naarstig op zoek gegaan naar een houding, om niet ten onder te gaan in de feestende menigte. Om Jean-Michel niet te beschamen. Het was eerder om zichzelf te beschermen dan om iets uit te stralen. Hij zag in de houding, die ze uit armoede had aangenomen, ervaring. Als haar enige ervaring toegedicht kon worden, dan had ze die opgedaan in het strandpaviljoen. Daar had ze van zich leren afbijten. De meiden uit haar klas waren veel meer bezig met jongens. Met hoe ze ze konden krijgen. Cox hield zich daar niet mee bezig. Jean-Michel’s veronderstelling was onjuist. Ze ging maar zelden om met jongens, omdat ze bijna nooit uitging.
‘Ik was er niet op uit om Charles in te pakken…’ Hoe kon zij, als veertienjarige, een jongen van achttien versieren? Hij zat er met zijn inschatting helemaal naast.
Hij was er zeker van dat hij het bij het rechte eind had. ‘Maar je houdt wel van jongens?’
‘Enkelvoud.’ verbeterde Cox hem. ‘Van één jongen.’
‘Iemand specifiek dus?’ Het werd nu toch wel interessant. Wie gold haar speciale aandacht?
Wat stom om je mond voorbij te praten! Ze kreeg een kleur als vuur. Als hij het nou maar niet zag…
Er viel een stilte. Enerzijds wilde Cox geheim houden dat ze verliefd op hem was, anderzijds wilde ze dat hij het wist. Ze hoopte dat hij zich dan ook voor haar zou uitspreken. Hoe ver kwam je met stommetje spelen? Ze hoefde maar naar deze situatie te kijken om te zien hoe dichtbij misverstanden lagen. Hoe vaak zag ze hem helemaal? Hoeveel kansen kreeg ze? Marie hield haar toch steeds voor dat ze eerlijk moest zijn en open kaart moest spelen?
Met een gevoel of ze plankenkoorts had overwonnen, vroeg ze: ‘Als ik zeg wie het is, zul je me dan niet uitlachen?’
Zijn antwoord was een wedervraag: ‘Zou ik anders zo aandringen?’
‘Het is…’ De kleine pauze, die het een tikkeltje dramatisch maakte, had ze nodig om het laatste beetje moed te verzamelen. ‘... Jean-Michel Munier.’
‘Moi?’ riep hij uit. ‘Jij wilt… mij?’
De bakens werden razendsnel verzet. Ze was niet langer dat schrikachtige kind van een half jaar geleden. Hij dacht dat hij met een verlegen meisje op stap gegaan was, maar ze bleek ineens zelfvertrouwen te hebben. Hij was gewaarschuwd haar met rust te laten, maar ze daagde uit. Hij was niet doelbewust van plan haar te veroveren, maar ze zei dat ze verliefd op hem was.
Ze verlangde al een half jaar naar hem. Nu wist hij het. Nu kende hij haar vurigste wens. Ze hoefde hem niet te vervelen met allerlei verklaringen. Ze moest alleen de kans niet laten glippen. Het was niet te geloven dat dit gebeurde. Dit moment was verpletterend in zijn waarachtigheid.
Fluisterend bekende ze. ‘Ja…’
‘Weet je zeker dat dit is wat je wilt?’ vroeg Jean-Michel. Nadat ze waren thuisgekomen, nam hij haar in zijn armen.
Het was teveel, het was te heftig, maar hij was hier en nu. Hij was bij haar. En dit wilde ze toch? Ze was nog maar van weinig dingen zeker. Eigenlijk maar van één ding: ze wilde hem zo ontzettend graag bij zich houden. Ze sloeg haar armen om zijn nek.
‘Ja!’
Zodra Jean-Michel’s tong haar mond binnendrong, leek het alsof alles werd uitvergroot. Haar hele lichaam bestond alleen nog maar uit haar mond, tegen die van hem. Zijn handen omvatten haar borsten. Nu was er nog slechts haar boezem.
Hij legde haar op het karpet voor de haard. Ze raakte haar schoenen kwijt door die beweging.
Onder haar rok tastte hij naar haar panty en haar slipje, daarin gehinderd door Cox die hem probeerde terug te trekken voor nog meer innige, diepe, natte zoenen.
Dat zijn vingers bij haar naar binnen gleden, was een schok. Een heerlijke schok, maar ook één die duidelijk maakte wat er daarna ging gebeuren. Ze wilde niet dat Jean-Michel stopte, maar vanaf dit punt werd het ook gevaarlijk.
‘Jean-Michel, je moet niet… ik ben…’ Ze raakte verstrikt. Nu stoppen betekende dat al die heerlijke sensaties ophielden, maar doorgaan kon betekenen dat ze zwanger gemaakt werd.
‘Stil maar, ma petite,’ hij rolde een klein stukje bij haar vandaan en haalde een condoom uit zijn broekzak. ‘ik ben niet van plan je in moeilijkheden te brengen.’