EEN EIGEN KOERS

Onlangs kreeg ik een complimentje voor de dialogen, zoals die voorkomen in mijn boek Verdwaalde Zwaluw. Knap, werd er gezegd, dat je de gesprekken zo ver het verhaal weet in te brengen en het dan nog interessant en relevant weet te houden. Het zakt nergens in, werd me toevertrouwd.

 

Het compliment steek ik in mijn binnenzak.

 

Met het idee dat dat gewaardeerd wordt, maakt  de schrijfster in mij meteen een aantekening: dan moet ik ook van die pakkende dialogen invoeren in het script dat ik aan het schrijven ben.

 

Ik brei steeds een stukje verhaal aan, maar wat er ook gebeurt: die indringende dialogen zie ik niet terugkomen. Niet dat mijn personages er flauwekul uitslaan, oh nee, ze delen zinnige dingen met elkaar. Waarom blijf ik dan misgrijpen naar van die diepgravende gesprekken?

 

Als ik een paar dagen niet geschreven heb (ja, dat komt voor), komt er wat afstand tot het script en dan zie ik het.

 

Er is geen plaats voor. Gesprekken zoals ze voorkomen in Verdwaalde Zwaluw passen niet in dit nieuwe boek. Het verhaal laat er geen ruimte voor.

 

U leest het goed. Het verhaal bepaalt, het dicteert.

 

Ik ga met een idee op pad, ik zie ongeveer hoe het gaat lopen. Maar ergens onderweg heeft het verhaal zijn eigen karakter ontwikkeld, dan schrijft het zichzelf. Er worden zaken uitgesloten, die vallen buiten de reikwijdte van het script.

 

Het ene boek moet het hebben van dialogen omdat er niet veel acties in kunnen. Waar de acties beeldend zijn, is weer niet zoveel gespreksstof nodig.

 

Een boek schrijven kent zijn eigen dynamiek. Ik moet de eerste woorden op papier zetten. Elk script kent een kantelpunt. Daar vandaan kan ik als schrijfster alleen maar volgen. Het verhaal is de baas geworden en ik kan alleen nog maar gedienstig zijn.

boek met schaduw van vaas boek met schaduw van vaas