KARAKTERTJES

Met de meeste personages in mijn boek kan ik het goed vinden. Daar zit waarschijnlijk iets van een automatisme in. Ik heb een aantal maanden met een groep mensen te maken. Ik creëer dusdanige karaktertjes dat we het samen rooien. Het is wel prettig als de hoofdpersonen en ik in goede verstandhouding de meet halen.

 

Er zijn er ook die in de loop van het verhaal afgeserveerd worden. Let maar eens op: als ik een boekfiguur Herman noem, loopt het niet goed met hem af. Hermannen hebben het op voorhand al verbruid bij mij.

 

Karakters in elkaar zetten is moeilijk en tegelijkertijd boeiend. Het verhaal vraagt om bepaalde persoonlijkheden. Die karakters moeten coherent blijven. Tegelijkertijd moeten mijn romanfiguren ruimte voor groei toelaten.

 

De hoofdpersonen zijn na 120 kantjes A4 en zo’n zeventigduizend woorden later, op een andere plek uitgekomen dan waar ze aan het begin van het verhaal stonden. De onderlinge types reageren ieder op eigen wijze op de veranderingen waar ze worden voorgezet, maar wel zo dat het past bij hun karakter.

 

Daarbij lopen de groeiprocessen ook nog eens niet gelijk. De één juicht verandering toe, de ander gooit de hakken in de klei. Weet de één de ander te overtuigen? Of is het slimmer – en leuker voor de lezer – om de hoofdpersonen het op eigen houtje uit te laten zoeken?

 

Dat hangt ook weer af van hoe eigenwijs of flexibel of nieuwsgierig ik de boekfiguren eerder in het verhaal liet zijn. Hoe dan ook, de hoofdpersonen komen er niet zomaar. Ik laat ze allemaal een tijdje bungelen. Ze krijgen stuk voor stuk een paar obstakels waar ze langs moeten zien te komen.

 

Het punt waar ze uitkomen, is mij al bekend.

 

Ze zijn mij weleens te slim af. Dan blijf ik stomverbaasd achter dat verhalen soms zichzelf schrijven.

boek in grijstinten boek in grijstinten