Bij dezen heb je officieel groen licht, stond er in het mailtje van mijn redacteur. Ik sprong eerst maar eens een gat in de lucht. Onmiddellijk daarna trok ik mijn laptop naar me toe om eindelijk te beginnen met mijn nieuwe script.
Ik tikte ‘Hoofdstuk 1’ en ik zag dat enkele woord en dat enige cijfer naar me glimlachen.
Voor mijn gevoel had ik al veel te lang op de rem gestaan. Nu ik los kon gaan, was ik niet meer te houden.
Ik had de eerste zin al een tijdlang voor ogen. Die vijf woorden waren een dam, waarachter de volgende zinnen zich in slagorde opstelden. In een paar seconden stond de openingszin erop, gevolgd door de tweede, de derde.
Zinnen waarvan ik de vorm nog niet voor me had gezien, formuleerden zichzelf zodra ze de vrijheid kregen. Mijn vingers konden mijn gedachten niet bijhouden. Ik schoot zinnen af zoals een snelvuurkanon kogels.
Zo’n 600 woorden verschenen in sneltreinvaart op het scherm, tot ik abrupt tot stilstand kwam. Ik had in no time mijn kruit verschoten, het vuur van de inspiratie was uitgebrand voor die middag.
Mijn hartslag werd trager. Met een wat rustiger gemoed las ik na wat ik had geschreven. Het beviel me, maar dat ik niet onder een stuk of wat kleine aanpassingen vandaan kwam, verbaasde me niet.
Ik ben een nieuw avontuur aangegaan, zo voelt het. Ik heb de rode draad in mijn hoofd, maar niet alles van het verhaal is mij nu al bekend. Ergens onderweg ga ik verrast worden. Ik zal mezelf nog versteld doen staan door onverwachte vondsten.
Omdat er nog nooit een boek is geschreven door langs de weg te lopen, zullen mijn billen worden uitgetest op uithoudingsvermogen. Het wordt een zitmarathon. Dat is geen klacht, ik zie er naar uit.