SCHRIJVEN MET LENI SARIS (3)

‘Ik schei er mee uit.’

Dat moet ik hebben geschreven. Ik liep weer in de valkuil van mijn onbuigzaamheid. Ondanks hulp en bemoedigende woorden, bleef de kritiek langer hangen. Ik was zo kortzichtig om dat de doorslag te laten geven.

 

Tenenkrommend, die reactie van mij. Als het kon, had ik mijn jongere zelf een dreun verkocht.

 

Als ik met zo’n koppig persoon, als ik zelf toen was, te maken had gekregen, had ik gezegd: joh, zoek het lekker uit.

 

Maar nee.

 

Leni Saris stond boven stompzinnige stemmingmakerij. Ze was slim genoeg om te zien dat het bloed toch wel kruipt waar het niet gaan kan. Ze had allang door dat ik ongeneeslijk besmet was. Eenmaal een schrijver, altijd een schrijver. Ze moet hebben gedacht: die komt wel weer.

 

‘Had je nou echt gedacht dat je eerste verhaal meteen een meesterwerk zou zijn, waarop niemand kritiek heeft?’ schreef Leni. Waar voor mij de wereld zo’n beetje stopte met draaien, wist ze dat behoorlijk te relativeren.

 

‘Je hebt veel talent’ benadrukte ze nogmaals. Met een juist afgestelde antenne moest ik er met die woorden toch weer boven op komen.  ‘maar er zit te weinig verhaal in je script. Te veel herhalingen en te veel uitgebreide liefdesscènes’.

 

Als ik oren had naar wat er goed was, moest ik ook luisteren naar wat er niet goed was.

 

‘Dat moet Kluitman hebben bedoeld.’ verduidelijkte Leni. ‘Laat wat over aan de verbeelding.’

Ze raadde me aan mijn eersteling even te laten liggen. Maar ook zeker wat aan mijn lange tenen te doen.

 

‘Wees blij dat je kunt schrijven.’

 

Voor het geval ik het nog niet had begrepen, voegde ze eraan toe: ‘Ik kon op mijn vijftiende uithuilen en opnieuw beginnen, dan moet jij – met je tien jaar meer – dat zeker kunnen.’

briefpapier met vlinders briefpapier met vlinders