SCHRIJVEN MET LENI SARIS (2)

Het staat in mijn geheugen gegrift: 18 september 1986. De dag waarop ik Leni Saris ging ontmoeten. Die afspraak werd telefonisch gemaakt. Het idee alleen al om met haar te bellen. Ik bibberde van de zenuwen, net als op de dag van het bezoek zelf.

 

Aan het gastvrouwschap van Leni mankeerde niets, maar een hand kon ze me niet geven: sorry, ik sta sinaasappelen te persen.

 

Het ijs was meteen gebroken.

 

Het werd een dag van praten, veel praten. Als schrijvers over schrijven praten houden ze nooit meer op. Ik vertelde waar ik tegenop liep. Leni had aan een enkel woord genoeg om te zeggen: dat komt hierdoor, dat ligt daaraan.

 

Ik had een pittig manuscript mee, zo’n 500 kantjes. Zonder een woord te hoeven lezen, wist ze: dat is veel te lang. Een uitgever gaat zich niet branden aan een debuutroman van 35 à 40 gulden.

 

Op het voorbeeldvel dat ik mee naar huis kreeg, stonden in de marge de regels uitgeteld. Ik diende binnen het aangegeven kader te blijven. Dat was het format waarmee je als schrijver moest werken indertijd. Technische regels: daartegen kon ik niet meer zondigen.

 

Het was een gedenkwaardige dag. Dat bedacht ik me in de trein op weg naar huis en zo denk ik er, 35 jaar later, nog over.

 

Over het script waren dingen gezegd waardoor ik in de put raakte.

 

Ik stuurde een brief om te bedanken voor de ontvangst. In dat epistel moet ik gedeprimeerd en bezorgd zijn overgekomen.

 

Op een inderhaast volgekrabbeld kaartje kreeg ik terug: geen beginnen aan om kritiek te uiten als je nu al in de punt zit.

 

Ik kréég hulp, ik werd zowat aan de hand genomen, maar door mijn autodidactische en starre voorgeschiedenis stortte mijn zelfvertrouwen weer in elkaar.

 

briefpapier met roos briefpapier met roos