VOORJAAR

Blaadje voor blaadje scheur ik de lente dichterbij op de kalender, maar de winter houdt greep op de lage temperaturen. De zomertijd gaat in, maar de thermometer zit in een dip.

 

April doet zijn intrede, met Pasen meteen in het eerste weekend. Pasen lijkt meer op kerstmis dan de kerst zelf. Loodgrijze luchten waarschuwen ieder mens voor twee. De hagelbuien trekken er als sluiers langs. Tot diep in april hou ik mijn winterjas aan. Tegen de snijdende noordenwind in wordt mijn blik wazig door de tranen.

 

Ik heb het klein hoefblad al zien bloeien en het speenkruid. Ik heb al lammetjes gezien. Ik heb met ze te doen. Buiten in dat gure weer, met die dunne jasjes. Bibberend verkondigen ze dat de lente er toch echt aan komt. De luchten zijn verblindend blauw, vriendelijke wolkjes zeilen naar het zuiden, maar ik duik nog maar weer eens dieper weg in mijn kraag.

Ik loop te wachten. Wachten duurt lang. En dan opeens, toch onverwacht: die eerste flits. Zou het, denk ik. Nee, het ging te snel, ik zal het me wel verbeeld hebben. Het is te koud, de wind zit in de verkeerde hoek, dus het kan helemaal niet.

 

Dat is niet veranderd als ik de volgende keer een frisse neus ga halen, die hooggespannen verwachtingen kan ik laten varen. Maar dan: het geluid van tegen elkaar ketsende kiezelsteentjes… in de lucht! Ik kijk omhoog, knipper mijn windtranen weg. Terstond vergeet ik de kou, ik erger me niet langer aan het feit dat ik nóg in mijn winterjas loop.

Op het moment dat ik voor het eerst weer een koppel boerenzwaluwen zie, is het voor mij echt lente. Ze trekken zich niet langer iets aan van de noordenwind. Terug uit Afrika zwieren ze in hun onnavolgbare kronkels van laag over het water tot hoog in de lucht. Ik heet ze van harte welkom. Ik loop naar huis, warm van binnen en zonder de grond te raken.

boerenzwaluw boerenzwaluw