‘Ik had niet gedacht dat een cursus creatief schrijven dit inhield.’ zegt een cursiste.
Ze zegt het met een lach. Ze heeft er duidelijk geen spijt van dat ze zich heeft opgegeven.
Het is wel zo, bekent ze, dat het steil de diepte ingaat. Ik kan niet nameten wat ze voor zich zag, maar ik herken het. Toen ik voor het eerst een cursus creatief schrijven volgde, had ik hetzelfde: is dit het?
Het was voor mij destijds net zo’n fijne gewaarwording als nu voor mijn cursiste. Er is niks stoffigs aan, lekker stoeien met woorden, spelen met zinnen. Niet voor niks heb ik mijn cursussen Zinspelen genoemd.
En spelen met zinnen doen ze: met het knipgedicht. In groepjes gaan de dames aan de slag met het gedicht dat ik thuis in losse woorden heb opgeknipt. Er wordt druk overlegd en geschoven met die mini-flardjes papier. Van mijn gefröbel thuis worden nieuwe dichtregels gevormd. Dat dat niet meevalt, zie ik aan hoe de woorden van plaats blijven wisselen. De cursisten doen serieuze pogingen om lopende zinnen te produceren.
Het resultaat wordt voorgelezen.
En dan word ik weer verrast. Nog voor dat ik het origineel kan laten horen, noteren de dames van het ene groepje het resultaat van het andere groepje. Over en weer.
Ik maak een mentale aantekening over de belangstelling die ze voor elkaars werk hebben. ‘Aaf, noteer even voor jezelf wat hier spontaan gebeurt.’
Bij het schuiven met woorden heb ik een paar iets horen langskomen wat dicht bij het origineel kwam.
‘Ik schrijf het op.’ zegt een cursiste als ze het voorbeeld-gedicht hoort. Maar dat hoeft ze niet te doen. De moeite die ze hebben gedaan mag beloond worden. Dat gedicht geef ik ze mee op een kopietje.
Met ‘was weer leuk’ gaan ze op huis aan.