KRANTENJONGEN

Ik heb me laten ompraten. Ik had het niet moeten doen. Ik zat er meteen drie jaar aan vast.

 

Het waren twee jongemannen, ze stonden voor de supermarkt, herkenbaar aan hun jas met het logo van een landelijke krant. Het was nagenoeg onmogelijk om ze te passeren zonder dat ze je aanspraken. Het lukte me in de winkel te komen, zonder dat ik ‘apart werd genomen’, maar op de terugweg was ik de sjaak.

 

De jongen die mij aansprak had een aanbod dat ik niet kon weigeren. Het zaterdagabonnement was bijna te geef, ik kreeg er van alles bij. Ik zou er spijt van krijgen als ik er niet op inging. Hij bracht het zo overtuigend dat ik me afvroeg hoe ik had kunnen bestaan zonder abonnement.

 

Hij ging zelfs zo ver dat hij schetste hoe heerlijk mijn zaterdagontbijtjes zouden verlopen met een krant erbij.

 

Hij praatte me regelrecht de fuik in.

 

Maar ja, ik had geen schijn van kans tegenover zo’n beeldschoon joch. Hij was begin twintig, had prachtig blond haar, prachtige blauwe ogen en een vlotte babbel. Hij had werkelijk alles mee.

 

Doe maar, zei ik, en ik realiseerde me dat het meer de jongen was dan de krant die me over de streep trok.

 

Stom van me, besefte ik, die jonge gasten worden op hun looks geselecteerd.

 

Dat dat werkte bleek wel, want ik tuinde er mooi in.

 

Dat abonnement ging ik er natuurlijk niet uithalen. Daarvoor ben ik niet genoeg krantenlezer. Ik lees er meer niet van dan wel.

 

Ik had net mijn driejarig abonnement opgezegd en daar stonden weer twee mannen bij de supermarkt. Andere jongens, dezelfde jassen. Een van hen sprak mij aan. Weer zo’n bloedmooi joch.

 

‘Goedemorgen, mevrouw, heeft u een momentje, dan kan ik …’

 

Nee, daar trap ik niet meer in.

krantenjongen krantenjongen