WIE LEERT WIE KENNEN?

Vier maanden werken aan het script betekent dat ik ruim een derde van het boek heb geschreven.

Als ik terug ga naar het moment dat er nog geen letter op papier stond, komt er een oude, vertrouwde gedachte boven.

Schrijven kun je vergelijken met beeldhouwen. Daarvan wordt gezegd: het beeld zit al in de steen, het moet er alleen uitgehaald worden.

In het geval van schrijven, kun je zeggen: het verhaal is er al, het moet slechts gemodelleerd worden. Door middel van mijn hoofd, gedachten en intuïtie, mijn handen, mijn tijd en geduld.

Dat verhaal zelf, dat heeft personages nodig. Een boek zonder boekfiguren? Dat zou een saaie boel worden. Ik bedenk een aantal personen, die in verschillende verhoudingen met elkaar te maken krijgen. Deze personages beginnen ook als een brok marmer.

Al beitelend met mijn balpen, komen de fijnere contouren van hun karakter aan het daglicht.

Net als ik denk dat ik een boekfiguur goed ken en niet meer verrast kan worden, komt hij of zij met een uitspraak waarvan ik denk: hè, dit heb ik niet geregisseerd, dit kwam spontaan op. Waar haalt hij/zij dat nou vandaan?

Dan leun ik achterover.

Heeft deze speler nog meer goede ideeën? Ik wrijf in mijn handen: dit was makkelijk scoren. Met zo’n dijk van een opmerking die het personage ten beste geeft, geeft hij ook zicht op zijn innerlijk. Door die spontaniteiten word ik verleid om dieper naar de beweegredenen te kijken. Om dieper naar zijn of haar gedachtegang te kijken.

Best mogelijk dat ik, als ik dat doorgrond heb, meer materiaal of meer spanning voor het verhaal in handen heb.

Terwijl ze met mij meereizen door het verhaal, zou ik bijna vergeten dat ik mijn ‘mensen’ zelf bedacht heb, als ze zo goed oppikken wat er van hen wordt verwacht.

 

boek in handen van vrouw boek in handen van vrouw