Een boek schrijven is wisselen van werkwijze

Ik schrijf op de fiets.

 

Ik schrijf lopend.

 

Ik schrijf tijdens het koken, of de afwas.

Bekeuringen krijg ik niet voor die stunts tijdens het fietsen. Ik word niet opgepakt voor het hardop praten in mezelf. Mijn notitieblok wordt niet nat van het afwassopje. Er komt niet eens een pen bij kijken.

 

Het is mijn hoofd waarin het doorgaat.

 

Het wordt me wel eens gevraagd: werk je meer op papier of op de laptop? Het eerlijke antwoord is: ik weet het niet.

 

Ik begin ijverig op papier. Na die opwarming, weet ik wat ik zeggen wil. Welke kant het opgaat. Dan komt de laptop in het spel. Als de gedachten steeds sneller gaan, kan ik ze beter bijhouden door te tikken.

 

Het kan een fel brandje zijn, dat algauw weer dooft.

 

De gedachten vertragen.

 

De tekst op dat kille computerbeeld kijkt me aan. Star. Dwingend. Het eist meer woorden. Ik moet door, maar dat gaat even niet.

 

Dan keer ik weer terug naar mijn notities. Krabbelen. Krassen. Wat wilde ik nou ook weer zeggen?

Papier heeft een geduldigere uitstraling. Dat laat me lekker knoeien.

 

Als ik de haal weer te pakken heb, schuif ik het schrijfblok botweg opzij. Met die wisselingen van papier naar laptop, kan ik niet meer zeggen welke van de twee ik het meest benut bij het schrijven.

 

Feit is dat ik nog schrijf als mijn handen stil liggen. Het is mijn hoofd dat altijd aanstaat.

 

Tijdens het fietsen, wandelen, afwassen.

 

In mijn bovenkamer volg ik de hoofdpersonen. Met een vaag idee wat de volgende scène moet zijn, laat ik mijn ‘spelers’ die alvast oefenen. Ze moeten het steeds opnieuw doen. Wat ze zeggen klopt niet of ze lopen de verkeerde kant op.

 

Wat ik het meest gebruik? Papier? Laptop? Ik weet het toch wel: mijn hoofd.

boek thee lavendel boek thee lavendel