GESTOLEN

Het werd gepikt. Gejat. Onder mijn neus vandaan. Zo ongeveer dan. Het was diefstal, maar niet gedaan om de buit te verkopen.

Mijn manuscript werd uit mijn schooltas geklauwd zodra ik mijn hielen lichtte om koffie te halen in de pauze.

Mijn klasgenoten waren ervan op de hoogte dat ik schreef. Dat was leuk en aardig, maar zo lang ze daar geen tastbaar bewijs van kregen, kon ik het ook verzonnen hebben.

“Zij schrijft boeken. Ja hoor.”

’s Avonds, thuis, schreef ik verder aan mijn verhaal, in mijn eentje, in de keuken. Op een voor die tijd al ouderwetse typmachine. Met van die luid klapperende hamertjes. Schrijven vroeg destijds heel wat lichamelijke inspanning.

Ik legde ook, al hamerend, mijn ziel en zaligheid in mijn geschrijf. Het ging me zozeer aan het hart, dat ik er de volgende ochtend niet van kon scheiden. Ik nam het mee naar school. In de map van de typopdrachten.

Ik deed dat niet uit effectbejag, maar het nieuws dat er tastbaar bewijs was van mijn schrijfkunsten, ín mijn tas, deed gauw de ronde. Waar er eerder misschien een ‘ja, ja, zal wel’-gevoel was, werd dat al snel ‘wil ik lezen!’

Mijn klasgenoten wachtten niet tot ik daarvoor genadiglijk mijn toestemming gaf.

“We hebben maar twintig minuten pauze. Hier met dat script!” Ze jatten het dus maar.

Niet met kwade bedoelingen, welnee. Uit nieuwsgierigheid.

Voor bij blog gestolen Voor bij blog gestolen