Een streepje voor

ingevoerd op 03-06-2018

Mijn Bretonse trui is precies dat. Zandkleurig met blauw, de blauwe streepjes wat smaller dan de zandkleurige. Een rechttoe, rechtaan model, dat meteen aan vissers uit Bretagne doet denken. Hij is van dikke katoen, dat nog nooit de geur van nieuw heeft verloren. Hij is niet heel warm, in de winter is hij mij niet comfortabel genoeg. Voor een wat koelere zomerdag kan hij prima. Uitgesproken voorgevormd is hij ook niet. Hij hangt los om me heen. Met de boothals is het wel zaak dat je de goede kleur beha er onder draagt, want die piept wel eens voor de dag door de halsopening.

Toen ik jaren geleden een collega zo’n trui zag dragen, moest ik er ook één. Mijn collega droeg precies wat mijn smaak was, al was dat tot op dat moment nog niet aan de oppervlakte gekomen. Daarbij was ik zwanger. Onder die ruimvallende trui kon ik mooi mijn buikje parkeren. Hij diende zijn doel uitstekend. Tot de bevalling.

Daarna verdween hij in de kast. Waar hij vergeten werd.

Hij overleefde opruimingsrondes en belandde weer onderop de stapel. Ik droeg hem niet meer. Maar ja, dat dure ding wegdoen, dat kon ik niet.

Mijn oudste dochter – het baby’tje dat er destijds onder zat – woonde al niet meer thuis, toen ik toch weer eens met de trui in mijn handen stond. “Ach ja, mijn Bretonse trui…”

Ik gooide hem over mijn hoofd en keek in de spiegel. Hij stond een eind van mijn rug af. Geen gezicht. Uit dat ding.

Nu dan maar weggooien?

Nee, toch maar niet.

Misschien kon mijn moeder de zijnaden innemen, dan was het niet zo’n tent-achtig geval.

Bij mijn moeder voor de spiegel wilde ik aanwijzen wat er ingenomen moest worden. Ik draaide en keek. Keek nog eens.

Wát moest er nou ingenomen worden?

Hij zat prima.

Mijn St. James-trui verhuisde van onder naar bovenop de stapel.

Donkerblauw behaatje eronder, sjaaltje erop.

Hij kan weer jaren mee.

20180602_195440 20180602_195440